Uit het Algemeen Diagnostisch Protocol: Onderzoeksfase

Indien uit de besluitvorming van de strategiefase blijkt dat de hulpvraag nog niet of nog onvolledig kan beantwoord worden op basis van de reeds beschikbare informatie, start de CLB-medewerker met de onderzoeksfase.

De onderzoeksfase heeft als doel de onderzoeksvragen te beantwoorden aan de hand van kwaliteitsvol onderzoek. Binnen deze fase voert de CLB-medewerker de regie. Dit betekent echter niet dat het CLB alle onderzoek zelf uitvoert. Leerlingen, ouders, school en in voorkomend   geval de leerondersteuners worden zo actief mogelijk betrokken. Hun ervaringen en deskundigheid worden optimaal ingezet.

Algemene aandachtspunten bij onderzoek[1]:

  • Doelgerichtheid: niet méér onderzoeksmiddelen gebruiken dan nodig voor het handelen, hanteren van de zuinigheids- en relevantieprincipes,
  • Geschiktheid: onderzoeksmiddelen en -methodes kiezen die effectief bijdragen tot een antwoord op de onderzoeksvragen,
  • Aandacht voor positieve factoren bij leerling, school en thuisomgeving: actief zoeken naar positieve factoren en mogelijke oplossingen,
  • Handelingsgerichtheid: de doelen van het onderzoek zijn handelingsgericht, het onderzoek geeft ons handvatten voor het handelen,
  • Kwaliteit: het onderzoek zorgvuldig voorbereiden en uitvoeren, onderzoeksmiddelen hanteren die (cultuur)fair[2] zijn en die voldoen aan de criteria van psychometrische kwaliteit (valide, betrouwbaar, kwalitatieve normen).

Bij het betrekken van externe onderzoekspartners binnen het HGD-traject, blijft het CLB-team de leerling, ouders en school verder begeleiden (eventueel vanuit andere kernactiviteiten). In afwachting van de externe onderzoeksresultaten, bepalen de betrokkenen welke hypotheses, doelen en behoeften al kunnen worden getoetst en welke hypotheses worden aangehouden in afwachting van het extern diagnostisch onderzoek. Op basis van de resultaten van het extern onderzoek vult het CLB-team de clustering aan en reflecteert met de betrokkenen of doelen en onderwijs-, opvoedings- en ondersteuningsbehoeften moeten worden aangepast. Op deze manier past het CLB-team het HGD-traject dynamisch toe.

Wat onderzoeken?

Dit luik legt de brug met het Theoretisch deel van het Algemeen Diagnostisch Protocol. Het haalt aspecten aan van het functioneren van een leerling binnen zijn diverse contexten die mogelijk relevant zijn om te onderzoeken bij vragen rond het algemeen functioneren van de leerling. Wat er effectief onderzocht wordt, hangt af van de geselecteerde hypotheses en de onderzoeksvragen die in de strategiefase geformuleerd werden. Het onderzoek richt zich zowel op het aannemen als het verwerpen van hypotheses.

Dimensionele classificatie

Als er in het kader van de onderzoeksvragen verder onderzoek nodig is om een antwoord te bieden op de hulpvraag, dan geven onderstaande tabel weer wat er mogelijk onderzocht kan worden. Naast de elementen van de verschillende bouwstenen van het Prodia-model wordt voor elke leerling bekeken of er nog bijkomende factoren onderzocht dienen te worden, hoe dit best kan gebeuren en waar de bekomen informatie een plek kan krijgen in het integratief beeld. Afhankelijk van de onderzoeksvragen is het zinvol om informatie onder te brengen in meer gedetailleerd beschreven categorieën. Daarbij kan worden aangegeven in welke mate er sprake is van participatie of participatieproblemen, activiteiten of beperkingen, stoornissen en ondersteunende en/of belemmerende factoren.

Hoe onderzoeken

Bij de keuze van de onderzoeksmethodiek gaat de CLB-medewerker doelgericht te werk. Hij beslist welke methode(s) het best passend antwoord bieden op de onderzoeksvraag. Hoeveel onderzoeksmethoden zijn er nodig om een integratief beeld te schetsen of aanbevelingen te formuleren? De aandacht gaat vooral naar methodes waarbij de CLB-medewerker informatie krijgt over de wisselwerking tussen de leerling en zijn context en over situaties waar het wel goed loopt. Bij een onderzoeksvraag over wisselwerking, onderzoekt men best de leerling in de context waar het probleem zich voordoet en opgelost moet worden. Wanneer een leerling wordt onderzocht in een één-op-één-situatie, buiten zijn thuis-, leef- en/of schoolcontext, dient de CLB-medewerker er zich van bewust te zijn dat het gedrag van de leerling anders is/kan zijn dan in de dagelijkse situatie waar het gedrag zich voordoet. Hou hiermee rekening bij de keuze van de onderzoeksmethode en bij de interpretatie van de resultaten.

Volgende onderzoeksmethodes kunnen worden gebruikt en indien nodig gecombineerd:

  • gesprekken met de leerling, de ouders, de betrokken leerkracht(en) 
  • (gerichte) observaties 
  • analyses van materiaal uit het schooldossier en het CLB-dossier en eventueel verslaggeving van externen
  • een bepaalde aanpak uitproberen en het effect ervan nagaan 
  • metingen (gestandaardiseerde vragenlijsten, testen en medisch onderzoek) 

Gesprek

Gesprek met de leerling[3]

Kinderen en jongeren hebben informatie die zeer waardevol is voor het diagnostisch traject[4] . In een gesprek met de leerling zijn vragen gebundeld die gericht zijn op het functioneren van de leerling, op de thuis- en leefcontext, op de schoolcontext en op de interacties hiertussen. De leerling geeft aan welke contextfactoren een rol spelen in positieve en negatieve zin. Dit gesprek, ook met jonge kinderen, is onmisbaar voor de indicering en het handelen. In het diagnostisch traject is het erg belangrijk om te weten hoe een leerling situaties beleeft en attribueert en welke mogelijke oplossingen hij al gevonden heeft of kan bedenken. Oplossingen van kinderen blinken vaak uit in eenvoud.

Metacommunicatie is belangrijk voor het welslagen van de gesprekken. Een diagnostisch gesprek is voor veel leerlingen een onbekende situatie en lijkt geenszins op leerstofgerichte gesprekken die vaak op school worden gevoerd tussen leerling en leerkracht. De CLB-medewerker legt uit wat het doel is van het gesprek, welke informatie zal gedeeld worden en met wie dit wordt gedeeld. Bij het plannen van het gesprek kan aan de leerling ook meegedeeld worden hoe hij zich kan voorbereiden op het gesprek. Dat kan bijvoorbeeld door de leerling te laten nadenken wat hij zeker wil vertellen in het gesprek.

De wijze waarop een gesprek met de leerling verloopt, is afhankelijk van zijn leeftijd, zijn talige, cognitieve en sociale ontwikkeling, activiteitenniveau, mogelijkheden tot introspectie en de invloed van de context[5] . Zo blijken kinderen jonger dan zes jaar minder informatie te geven op open vragen dan oudere kinderen. Het is belangrijk om aan te geven dat het kind ‘ik weet het niet’ mag antwoorden indien het kind niet over de geschikte informatie beschikt. Alle antwoorden zijn goed, foute antwoorden bestaan niet. Zo neemt de CLB-medewerker de onzekerheid weg als het kind bang is om fouten te maken en voorkom je sociaal wenselijke antwoorden[6].

Gesprek met de ouders[7]

In gesprek met de ouders vraagt de CLB-medewerker doelgericht naar hun inschatting van het functioneren van hun kind in verschillende contexten, zowel het huidig functioneren als het ontwikkelingsverloop. Afhankelijk van de onderzoeksvragen gaat de CLB-medewerker dieper dan in de intakefase in op een of meerdere elementen van de bouwsteen leef- en thuiscontext. Bij onderstaande onderzoeksvragen is één of meerdere gesprekken met ouders een zeer aangewezen onderzoeksmethode:

  • ontwikkelingsverloop en schoolloopbaan
  • hoe hun kind thuis studeert en huistaken maakt en de mate waarin ouders hun kind hierbij ondersteunen
  • de visie en beleving van de ouders
  • het sociaal netwerk waarop ouders kunnen terugvallen, zowel van praktische als van emotionele aard
  • de opvoedingsstijl en -vaardigheden van de ouders

Tijdens het gesprek is er ook oog voor de sterktes van het kind én de ouders.

Gesprek met de leerkracht[8]

In een gesprek met de leerkracht komen gelijkaardige vragen aan bod als bij de ouders, aangevuld met meer didactisch-pedagogische informatie en informatie over hun klasmanagement.  Afhankelijk van de onderzoeksvragen gaat de CLB-medewerker, dieper dan in de intakefase, in op een of meerdere elementen van de bouwsteen schoolcontext uit het Prodia-model[9]. Zeker relevant om mee te nemen, zijn de oplossingen die de leerkracht en/of het schoolteam hebben gevonden om met het individuele leerproces van de leerling om te gaan: welke doelen kunnen we met deze leerling bereiken? Welke instructie is passend bij deze leerling? Welk effect heeft mijn feedback op deze leerling? Ook hoe de leerkracht zijn relatie met de individuele leerling beleeft en welke opvattingen de leerkracht heeft over de meest aangewezen interactie met leerlingen en de klasgroep in het algemeen, komen aan bod. In het gesprek is het belangrijk om de sterke vaardigheden van de leerkracht te benadrukken en waardering uit te spreken voor zijn inzet.

Observatie[10]

Observeren wordt gedefinieerd als het systematisch en doelgericht waarnemen en registreren van gedragingen, gebeurtenissen en interacties. Een gerichte observatie is een geplande activiteit en vraagt net zoveel precisie als het testen en toetsen van leerlingen[11]. Dit betekent dat een grondige voorbereiding, zorgvuldige verzameling en interpretatie van de gegevens noodzakelijk zijn. Een nabespreking is steeds aangewezen: de CLB-medewerker toetst af of wat geobserveerd is, in lijn ligt met de bevindingen van de leerling, ouder, leerkracht. Zo is er ook oog voor onderliggende aspecten of processen die niet meteen observeerbaar zijn.

Indien de CLB-medewerker een observatie plant in de klas met als doel de leerkracht te laten reflecteren op zijn handelen en te motiveren tot het afstemmen van zijn aanpak op de onderwijsnoden van de leerling, dan is het noodzakelijk om voorafgaand een gesprek met de leerkracht te voeren. In dit gesprek staat de CLB-medewerker stil bij het doel en de vraagstelling van de geplande observatie: wat verwacht de leerkracht dat de CLB-medewerker zal zien en horen? Welke interventies zal de leerkracht inzetten en waarom? Welke wisselwerking wil de leerkracht de CLB-medewerker laten zien? Wil de leerkracht dat de CLB-medewerker bepaald gedrag van hemzelf of de leerling waarneemt?[12]
Naast het verzamelen van informatie in functie van het formuleren van aanbevelingen, kan het gesprek ook reeds een aanzet zijn tot reflectie en verandering. De leerkracht krijgt meer inzicht in zijn handelen binnen de klas. Dit handelen kan zowel een positief als een negatief effect hebben op het gewenste gedrag van de leerling. Het gedrag van de leerling in de klas kan je aldus niet los zien van zijn context. De leerkracht is degene die het gedrag van de leerling in de klas kan beïnvloeden. Door middel van het gesprek wordt de leerkracht zich bewuster van de invloed van bepaalde gebeurtenissen op zijn gedrag en dat van de leerling. De leerkracht kan met de uitkomst van het gesprek zijn handelen aanscherpen door beter af te stemmen op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling.  

De onderzoeksvraag bepaalt wat er moet onderzocht worden. Aan de hand van de observaties verzamelt de CLB-medewerker data om te analyseren met het doel een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag. De CLB-medewerker selecteert hiervoor zorgvuldig situaties aan de hand van informatie over waar en wanneer de problemen al dan niet voorkomen. Vanuit handelingsgericht oogpunt zijn observaties in situaties die goed lopen, even belangrijk als observaties in moeilijke situaties. Ze kunnen aan het licht brengen wat uitlokkende of in standhoudende factoren zijn en hoe de problemen eventueel aangepakt kunnen worden. Daarom wordt bij voorkeur geobserveerd in verschillende situaties: 

  • waar veel signalen te verwachten zijn, bijvoorbeeld in vrije situaties zoals op de speelplaats, in een (on)bekende omgeving, tijdens een saaie activiteit, waar geen persoonlijke aandacht is, waar veel interactiemogelijkheden zijn, geen bekrachtiging, aangehouden denkactiviteit, zelf tempo bepalen, in prestatiesituaties…; 
  • waar weinig signalen te verwachten zijn, bijvoorbeeld in een gestructureerde situaties, een nieuwe omgeving, tijdens een interessante activiteit, een één-op-één-relatie (testsituatie), in een situatie waar regelmatig positieve feedback wordt gegeven…

Bij een participerende observatie[13] dient rekening gehouden te worden met de mogelijke invloed van de observator op het gedrag van de andere betrokkenen.

Observatie van de leerling in dagelijkse activiteiten richt zich op: 

  • het gedrag
  • wat voorafgaat en volgt op het gedrag of antecedenten en consequenties van het gedrag
  • relevante contextfactoren
  • de interacties.

De ‘analyse onderwijsleersituatie[14]‘ kan helpen om meer gericht te observeren.

Het is aangewezen dat de CLB-medewerker de leerling rechtstreeks ziet. Bij jongeren van 12 jaar en ouder bij wie een onderzoekstraject wordt opgestart, is hun toestemming nodig. Hierdoor zijn ze steeds op de hoogte van een mogelijke observatie en kan de observatie door de CLB-medewerker erg beïnvloed zijn[15]. Vaak worden daarom ook medeonderzoekers ingezet. Ouders, verzorgers, leerkrachten van de leerling zijn goede medeonderzoekers omdat zij de leerling goed kennen en een zicht hebben op hoe de leerling doorgaans functioneert. Bij de afweging of een betrokkene de rol van medeonderzoeker kan opnemen, gaat het CLB-team onderstaande voorwaarden na[16]:

  • ze zijn aanwezig in die situaties waarop men zicht wil krijgen. Ze kunnen het gedrag of de interacties die men wil observeren, waarnemen en registreren.
  • ze willen medeonderzoeker zijn. Ze zien het nut in van op deze manier informatie te verzamelen.
  • ze zijn in staat om zo onbevooroordeeld mogelijk de gegevens te verzamelen/te observeren.
  • de leerling is op de hoogte van het lopende HGD-traject: dit houdt ook in dat er voldoende transparantie naar de leerling is over het feit dat leerkrachten/school medeonderzoeker(s) kunnen zijn.

Duidelijke afspraken over wat in kaart wordt gebracht en hoe dit gebeurt, maakt het mogelijk om de informatie van verschillende observatoren gemakkelijk samen te leggen en te interpreteren.

Indien de CLB-medewerker inschat dat de leerling voldoende in staat is om te kunnen reflecteren over zijn eigen gedrag en de situatie, kan zelfobservatie aan bod komen. Het biedt de mogelijkheid zijn inzicht in de situatie te vergroten en zicht te krijgen op welke factoren een rol spelen bij problemen of successen in verschillende situaties, zijn sterktes en zwaktes.

Analyse van beschikbare gegevens

In de intakefase worden beschikbare en relevante gegevens verzameld uit het CLB-dossier, het leerlingendossier van de school en verslaggeving van externen zoals de huisarts, een arts-specialist, Kind en Gezin, diagnostische centra… Het kan zinvol zijn om vanuit de specifieke hypotheses de gegevens opnieuw en/of grondiger te analyseren of bijkomende gegevens op te vragen en te analyseren i.f.v. een onderzoeksvraag.

In de specifieke protocollen wordt concreter ingegaan op de analyses die aangewezen zijn vanuit elk specifiek probleem.

Aanpak uitproberen en het effect ervan nagaan

Dit is bij uitstek een manier om veranderingsgerichte hypotheses te toetsen. Een bepaalde aanpak wordt op korte termijn uitgeprobeerd en geëvalueerd om na te gaan of er – zoals verwacht – een positief effect is. Voor de start bepaalt de CLB-medewerker samen met de leerling, school en/of ouders wat het beoogde effect van de aanpak is. Ze zorgen ervoor dat de aanpak zo correct mogelijk en voldoende lang wordt toegepast[17].

Door de leerling, de ouder of de leerkracht hierbij in te zetten als medeonderzoeker, staan zij zelf stil bij hoe ze iets aanpakken of reageren en wat het effect hiervan op de ander is. Dit verhoogt het inzicht van de leerling, ouder of leerkracht op de situatie.

In de specifieke protocollen worden concrete voorbeelden gegeven vanuit elk specifiek probleem. Voor tips naar aanpak bij kleuters kunnen het zorg- en volgsysteem van ‘Groeiboek’[18] en de handelingsplannen van ‘Kleuters met extra zorg’[19] inspiratie geven.

Meting

Meting is een onderzoeksmethode die door verschillende disciplines binnen het CLB-team wordt gehanteerd. Het gebruik van diagnostische instrumenten vergt een specifieke expertise (bijvoorbeeld medisch of psychometrische kennis), een vertrouwdheid met het instrument en een voldoende vertrouwensband met de cliënt[20]. Bijvoorbeeld: bij hypotheses over de ICF-componenten ‘Functies en anatomische eigenschappen’ die mogelijk het schoolgaan beïnvloeden, kan het zinvol zijn dat de CLB-arts of paramedisch werker de leerling onderzoekt. Uit het onderzoek kan ingeschat worden of een doorverwijzing naar een arts-specialist aangewezen is. Bij doorverwijzing naar externen neemt het CLB de rol van draaischijf[21] op.

Gestandaardiseerd en gevalideerd diagnostisch materiaal geeft de mogelijkheid om informatie op een gevalideerde en betrouwbare manier in kaart te brengen. Genormeerd diagnostisch materiaal kan gegevens opleveren bij onderkennende onderzoeksvragen: de ernst van problemen, het niveau van functioneren en de evoluties van de leerling. Profielen en analyses op itemniveau verschaffen handelingsgerichte informatie, die de verdere aanpak kan bepalen. Een diagnostisch instrument is nooit de enige onderzoeksmethode. De verkregen informatie wordt altijd samengelegd met data verzameld binnen gesprekken, observaties…vanuit verschillende informanten en bronnen[22].

  • Bij voorkeur wordt een keuze gemaakt uit de vragenlijsten en testen waarvoor diagnostische fiches werden opgesteld. Elk instrument krijgt een Prodia-beoordeling: 1ste of 2de keuze of meetinstrument met indicerende waarde. De beoordeling van het diagnostisch materiaal staat beschreven in de bijlage ’Toelichting bij de opmaak en criteria voor de diagnostische fiches’. Bij de interpretatie van de gegevens dient de kwaliteit van het instrument en de normen steeds in rekening te worden gebracht.
  • Bij de keuze van de meetinstrumenten is het aangewezen om niet meer meetinstrumenten te kiezen dan strikt noodzakelijk. Twee gelijkaardige vragenlijsten kiezen die zo goed als hetzelfde meten is niet zinvol. De kans dat ze vergelijkbare resultaten opleveren, is groot en geeft een vals gevoel van zekerheid.
  • Er is enige voorzichtigheid geboden bij het gebruik van vragenlijsten voor ouders. Zeker bij weinig taalvaardige ouders of ouders met een andere culturele achtergrond, is het aangewezen deze goed toe te lichten en indien nodig, af te nemen als semigestructureerd interview[23]
  • Bij de keuze en beoordeling van vragenlijsten wordt er best rekening mee gehouden dat de meeste vragenlijsten focussen op problemen eerder dan op wat (nog) goed loopt. Het is belangrijk om dit ook te melden en te duiden aan de cliënt.
  • Testafnames zijn doorgaans een momentopname. Uitzondering daarop zijn tests die een oefenfase bevatten. Wanneer dergelijke tests niet beschikbaar zijn, kunnen – met het oog op het nagaan van het leerpotentieel van een leerling – gericht bepaalde elementen van dynamisch assessment worden toegepast, bijvoorbeeld tijdens de afname van een intelligentietest, een reken- of taaltoets[24]. Zo kan de score worden genoteerd op het moment dat de tijdsnorm is bereikt, maar mag de leerling daarna doorwerken. Ook de mate van structuur, uitleg, hulp en feedback kunnen doelbewust worden gevarieerd. Niet alleen de uitkomsten (product) worden geanalyseerd, maar ook de manier waarop het tot stand is gekomen (proces). Wat werkt bij deze leerling? Hoe staat het met de taakaanpak en de oplossingsstrategieën? De uitkomsten hiervan kunnen een hulp zijn bij het formuleren van onderwijsbehoeften en aanbevelingen.

Onderzoek uitvoeren

Tijdens het onderzoek probeert de CLB-medewerker de invloed van mogelijk beïnvloedende factoren, zoals taal- en culturele verschillen, onzekerheid, geringe motivatie en gedrags- en emotionele problemen, zoveel mogelijk te beperken. Dit kan enerzijds door de storende factoren zoveel mogelijk uit te sluiten en anderzijds door ze zo goed mogelijk in te schatten en er rekening mee te houden bij de interpretatie[25]. De CLB-medewerker is zich bewust van het doel van het onderzoek en de meerwaarde ervan voor de aanpak van de leerling.

Bij het plannen en het uitvoeren van het onderzoek besteedt de CLB-medewerker extra zorgvuldigheid aan trajecten met leerlingen uit kansengroepen[26]. De CLB-medewerker neemt volgende zaken hierbij in acht:

  • blijf breed kijken naar het functioneren van de leerling binnen zijn context
  • probeer zoveel mogelijk storende factoren te controleren. Selecteer de meest geschikte methodiek. Neem de tijd om mogelijke evoluties te bekijken
  • zet in op een correcte interpretatie. Hou daarbij rekening met storende factoren voor of tijdens het onderzoek.

Onderzoeksresultaten verwerken

De CLB-medewerker legt bij de verwerking en interpretatie van de onderzoeksresultaten zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens uit verschillende bronnen samen. Voor elke bron schat hij de betrouwbaarheid en validiteit van de informatie in. Hierbij houdt hij ook steeds rekening met de invloed van mogelijk storende factoren tijdens het onderzoek, zoals taal- en culturele verschillen, geringe motivatie en gedrags- en emotionele problemen. Het is belangrijk om deze verwerking transparant te noteren zodat je hierop in kan gaan tijdens de adviesfase.  

Zo bereidt de CLB-medewerker het integratief beeld al voor bij de verwerking en denkt hij, eventueel samen met het CLB-team, na over wat de onderzoeksresultaten vertellen over de functies en anatomische eigenschappen, activiteiten, participatie, persoonlijke factoren en externe factoren van deze leerling.

Wanneer de onderzoeksresultaten onderling tegenstrijdig zijn, gaat de CLB-medewerker na welke resultaten meer en minder betrouwbaar en valide zijn. Op basis daarvan bepaalt het CLB-team aan welke informatie ze meer of minder waarde hechten voor het aanvaarden, verwerpen of aanhouden van de hypotheses. Bij twijfel maakt het CLB-team een klinisch oordeel na de integratie van alle gegevens[27].

Aanvulling in het kader van leersteun

Indien uit de besluitvorming van de strategiefase blijkt dat we de hulpvraag inzake leersteun nog niet kunnen beantwoorden, dan start de CLB-medewerker de onderzoeksfase. Dit kan zijn omdat er nog onduidelijkheden zijn rond wat de leerling al beheerst en wat nog te beheersen valt om te komen tot kwalificatie, omdat er onvoldoende zicht is op welke maatregelen nu al worden toegepast en wat wel en niet werkt of omdat er onvoldoende zicht is op de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en de ondersteuningsbehoeften van de school en de ouders.

Alhoewel de CLB-medewerker de regie voert in de onderzoeksfase, is het schoolteam vaak een belangrijke medeonderzoeker. Bij onderzoek over curriculumdoelen wordt het schoolteam aangesproken, het CLB kan hier louter ondersteunend zijn. Wat betreft de schoolcontext bouwt de beeldvorming verder op de aanwezige beeldvorming van de school.

Daarnaast werkt het CLB-team samen met een extern onderzoeksteam, dit gebeurt vaak in het kader van een mogelijke categoriale classificatie. Voor opmaak IAC-verslag en OV4-verslag is meestal een diagnose vereist[28]. Indien er in het verleden reeds extern diagnostisch onderzoek is gebeurd, is het belangrijk dat deze informatie wordt afgetoetst aan de huidige situatie bij dit kind/deze jongere in deze context.

Inhoudsopgave

Vind sneller de inhoud waarin u geïnteresseerd bent op deze pagina:

  1. Wat onderzoeken?
  2. Hoe onderzoeken
  3. Onderzoek uitvoeren
  4. Onderzoeksresultaten verwerken
  5. Aanvulling in het kader van leersteun