Uit het Algemeen Diagnostisch Protocol

Onthaal

Het onthaal is het eerste contact tussen het CLB en de leerling, de ouders, de school en/of de netwerkpartner(s) rond een leerlinggebonden vraag. Het onthaal is een eenmalige activiteit die bijgevolg ook slechts eenmaal kan geregistreerd worden in LARS[1]. Tijdens het contact beluistert het CLB het aanmeldingssignaal[2].

Een hulpvraag kan via verschillende wegen en op verscheidene manieren tot bij het CLB komen. Zo kunnen hulpvragen tot bij het CLB komen via het schoolteam, de leerling, de ouders… Zij kunnen een CLB-medewerker aanspreken op school, via de CLB-chat, tijdens het systematisch contactmoment, via mail, per telefoon… Komt de aanmelding rechtstreeks van de ouder en/of de (bekwame)leerling, dan vraagt het CLB de toestemming om de school en eventuele andere partners te betrekken. Indien de leerling en/of de ouders niet wensen dat de school op de hoogte wordt gebracht van hun vraag of indien de school geen vraag heeft, dan kunnen elementen uit de protocollen gehanteerd worden voor handelingsgericht advies, begeleiding en/of draaischijffunctie. Om de uitbreiding van zorg kwaliteitsvol en onderbouwd te laten verlopen, is de school een belangrijke schakel binnen het traject. Het is dan ook aan de CLB-medewerker om aandacht te hebben voor het belang en de meerwaarde van het betrekken van de school als partner. Als de leerling of de ouders aangeven dat ze de school liever niet betrekken in de begeleiding, dan peilt de CLB-medewerker naar de redenen die zij hiervoor aangeven. Indien de aanmelding gebeurt via de school, wordt door hen instemming van de ouders of de bekwame leerling gevraagd om het CLB in te schakelen. Ook niet-bekwame leerlingen en ouders van bekwame leerlingen worden zoveel mogelijk betrokken bij of op de hoogte gesteld van de aanmelding. De CLB-medewerker bevraagt actief bij de school of dit akkoord bekomen is en of ouder(s)/leerling op de hoogte zijn. Idealiter gaan alle betrokkenen akkoord, dus ook de niet-bekwame leerling of de ouders van een bekwame leerling. Wanneer de betrokken bekwame leerling of de ouders van de niet-bekwame leerling niet akkoord gaan, kan betrokkenheid van het CLB uitsluitend bestaan uit systematische contactmomenten, profylactische maatregelen, leerplichtbegeleiding, signaalfunctie en/of consultatieve leerlingenbegeleiding. Uiteraard dient het steeds het streven te zijn van alle betrokkenen om tot afstemming en gedragenheid te komen. Op die manier komen we tot een degelijk fundament om de leerlingenbegeleiding verder op te bouwen.

Vanuit het decreet integrale jeugdhulp[3] kreeg het CLB een taak toegewezen als laagdrempelige hulpverlening met een aanbod brede instap[4]. Dit houdt in dat het CLB om het even welke vraag minstens onthaalt en verheldert, dit geldt ook voor vragen van buiten het werkingsgebied.

De kernactiviteit onthaal kan naadloos overgaan in de kernactiviteit vraagverheldering. Indien deze kernactiviteit  niet onmiddellijk aansluitend kan plaatsvinden, worden tussen de onthaler en de hulpvrager afspraken gemaakt over wie contact zal opnemen om de vraagverheldering verder in te plannen.

Al van bij het onthaal, reikt de CLB-medewerker informatie aan omtrent de rechten en plichten van de cliënt en de CLB-werking. Dit bestaat minstens uit een toelichting van:

Indien deze toelichting door omstandigheden niet zou kunnen plaatsvinden, kan dit ook in een volgend contact met de cliënt, zij het steeds zo snel mogelijk. Deze informatieverstrekking wordt overlopen bij elk nieuw traject, ook indien de cliënt reeds vertrouwd is met de werking van het CLB. De hulpvrager meenemen in de werking van het CLB is een eerste stap in het afstemmen van wensen en verwachtingen met alle betrokkenen. In een later stadium van de leerlingenbegeleiding worden, waar zinvol, elementen stelselmatig dieper toegelicht aan alle betrokkenen, aangepast aan de situatie van de individuele leerling in zijn context.

Vraagverheldering

Bij het verhelderen van de vraag werkt het CLB samen met de hulpvrager om de problemen van de leerling systematisch in kaart te brengen. Een vraagverheldering kan bij verschillende betrokkenen plaatsvinden en aldus ook meermaals geregistreerd worden in het leerling administratie- en registratiesysteem (LARS).

De vraagverheldering heeft steeds als doel het vervolgaanbod te verkennen. Hierbij toetst het CLB af welke kernactiviteit(en) al dan niet aangewezen is/zijn bij de aangemelde problemen. Deze inschatting gebeurt zowel wanneer de vraag rechtstreeks wordt gesteld door de leerling, de ouders en/of de school, aan bod komt in een systematisch contact, als wanneer een vraag wordt gesteld vanuit de werking als brede instap Integrale Jeugdhulp. Het CLB kan in deze fase vanuit de vraagverheldering beslissen om een bijkomende kernactiviteit in te zetten: een handelingsgericht diagnostisch traject, een handelingsgericht advies, begeleiding en draaischijffunctie. Deze verschillende kernactiviteiten[6] kunnen afzonderlijk, gezamenlijk circulair en/of gelijktijdig worden ingezet.

Het besluit van het CLB-team over welke kernactiviteit men verder zal inzetten en bijbehorende consequenties, wordt steeds toegelicht aan en afgestemd met de verschillende betrokkenen.

Concreet tracht de CLB-medewerker een eerste kijk te krijgen op de zorgen die de leerling, school, ouder(s) en/of derden ervaren.

Mogelijke vragen die kunnen gesteld worden om de zorgen in kaart te brengen zijn:

  • Wat is de directe aanleiding om het CLB te contacteren? Wat brengt jou naar hier?
  • Wat wil je vertellen over deze leerling/jouw kind/jezelf?
  • Wat is voor jou belangrijk om in het gesprek aan bod te laten komen?
  • Kan je concrete voorbeelden geven van thuis, op school…?

Om tot voldoende afstemming te komen over het vervolgtraject, is het nodig dat de CLB-medewerker van bij de vraagverheldering een eerste zicht krijgt op de wensen en verwachtingen van de cliënt[7]. Het uiten van wensen en verwachtingen geeft sturing aan verdere mogelijke stappen, het motiveert de hulpvrager om tot oplossingen te komen en het is een hoopvolle manier van communicatie.

Mogelijke vragen die kunnen gesteld worden om wensen en verwachtingen in kaart te brengen zijn:

  • Wat is het toekomstperspectief voor deze leerling? Waar willen de school en/of de ouders naartoe met deze leerling? Waar wil de leerling zelf naartoe?
  • Wat wensen de ouders/de school/de leerling met deze aanmelding te bereiken of juist te vermijden? Wat willen de ouders/de leerling/de school graag anders? Wat willen de ouders/de school in de plaats van het probleem? Waar dromen de school/de ouders van? Waar droomt de leerling van? Wat willen de school/de ouders minimaal bereiken? Hoe kan ik, als CLB-medewerker, de school/de ouders daarbij ondersteunen?
  • Wat is al een eerste kleine stap in de richting van hetgeen de school/de ouders/de leerling graag willen bereiken?
  • Welke verwachtingen heb je ten aanzien van het tijdspad dat doorlopen wordt?

Hierop aansluitend, polst de CLB-medewerker naar reeds ondernomen activiteiten en hun effect. Dit kan gaan over de schoolse context (brede basiszorg en verhoogde zorg) en/of de thuis- en leefcontext van de leerling. Door deze vraagstelling zet de CLB-medewerker de hulpvrager in een actieve rol en toont hij vertrouwen. De hulpvrager krijgt het gevoel dat hij reeds zelf beschikt over bepaalde vaardigheden om iets aan zijn probleem te veranderen. Doorgaans hebben ouders, leerlingen en/of leerkrachten reeds zelf een aantal oplossingen bedacht of toegepast.  

Mogelijke vragen die kunnen gesteld worden om ondernomen activiteiten en effecten in kaart te brengen zijn:

  • Welke oplossingen heb je zelf al bedacht? Welke stappen heb je al gezet? Wat was het resultaat?
  • Wat is er thuis of op school al ondernomen? Welke maatregelen werden ingezet? Wat was het resultaat?
  • Heb je al aan iemand advies of hulp gevraagd, aan school, aan je netwerk, aan een hulpverlener…? In welke mate heeft dit geholpen?
  • Wat doe je om voor jezelf te zorgen in deze moeilijke situatie?

De selectie van de meest geschikte kernactiviteit, gebeurt op basis van eerder beperkte informatie. Na het opstarten van een of meerdere kernactiviteiten kan bijsturing nodig blijken. Het CLB-team gaat in dat geval verder op pad met de betrokkenen in functie van verdere uitklaring.

In de praktijk kan de kernactiviteit vraagverheldering op verschillende manieren verlopen[8]. Afhankelijk van de wensen van de cliënt en de professionele inschatting van de CLB-medewerker heeft het CLB een gesprek met de cliënt en andere betrokkenen. De CLB-medewerker streeft er steeds naar om iedereen samen rond de tafel te krijgen, luk dit niet, dan is het de taak van de CLB-medewerker om dit bespreekbaar te stellen.

Wanneer kiest de CLB-medewerker voor de kernactiviteit handelingsgerichte diagnostiek[9]?

Het CLB-team kiest voor de kernactiviteit handelingsgerichte diagnostiek indien er een tekort is aan overzicht van of inzicht in het functioneren van de leerling binnen zijn context om finaal te komen tot uitzicht. Het Prodia-model biedt hierbij houvast.

Bijvoorbeeld: School en ouders hebben een verschillende visie op wat er aan de hand is met deze leerling. De school is van mening dat de schoolweigering van de leerling veroorzaakt wordt door de permissieve opvoedingsstijl van de ouders. De ouders zijn van mening dat hun kind niet naar school wil door de verziekte relatie met de leerkracht. In dit geval is er nood aan meer inzicht.

Bij de keuze tot opstart van een HGD-traject zijn twee scenario’s mogelijk:

  • in gesprek met de cliënt schat de CLB-medewerker in dat een HGD-traject aangewezen is. In eenzelfde gesprek wordt na het verhelderen van de vraag ingezet op het bereiken van de andere doelen van de HGD-intake.
  • na de vraagverheldering wordt de HGD-intake op een later tijdstip, eventueel door een andere CLB-collega (verder) opgenomen. Bij de overdracht is het belangrijk dat men doorgeeft welke informatie reeds in kaart is gebracht. Dit vermijdt het dubbel bevragen van informatie bij de cliënt. Indien een andere CLB-collega het dossier verder opneemt, is het belangrijk de reden hiervan toe te lichten aan de cliënt.

Aanvulling in het kader van leersteun

Zoals bij andere vragen wordt er ook in het kader van leersteun verwacht dat de school het CLB tijdig aanspreekt in de fase van verhoogde zorg. Dit gebeurt wanneer er vragen zijn of wanneer er een stagnerende of negatieve evolutie is in het traject van een leerling. Dit kan aanleiding geven tot de inzet van consultatieve leerlingenbegeleiding of de start van uitbreiding van zorg.
Op het ogenblik dat school zich afvraagt of de aanpassingen binnen brede basiszorg en verhoogde zorg onvoldoende en/of onredelijk zouden kunnen zijn om tegemoet te komen aan de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling, stelt de school in het kader van leersteun een vraag aan het CLB. Het CLB onthaalt en verheldert de vraag met alle betrokken actoren.

Er kunnen zich drie scenario’s voordoen:

Het CLB schat in dat het antwoord op de hulpvraag ligt bij het versterken van het schoolteam[10]. Bijsturing van aanpassingen – waaronder compenserende en dispenserende maatregelen – is aangewezen. De vraag naar leersteun voor een individuele leerling wordt nog niet opgenomen. Het CLB kan de school adviseren om haar pedagogische begeleidingsdienst (PBD) te betrekken wanneer het inschat dat de school structurele versterking nodig heeft binnen brede basiszorg en verhoogde zorg.

Het CLB schat in dat een handelingsgericht diagnostisch traject nodig is om een antwoord te bieden op de hulpvraag van een individuele leerling. De CLB-medewerker start een HGD-traject omdat er bijkomende vragen opduiken over het functioneren van de leerling binnen zijn context en de doelen en onderwijs- en opvoedingbehoeften van de leerling nog niet duidelijk (genoeg) zijn. Het HGD-traject biedt eveneens een antwoord wanneer er sprake is van een complexe problemen en bijkomende behoeften. Als uit het handelingsgericht diagnostisch traject blijkt dat er voldaan is aan de voorwaarden voor opmaak verslag in kader van leersteun, dan kan het CLB in afstemming met school, ouders en leerling een GC-verslag, OV4-verslag of een IAC-verslag opstellen [11].

Het CLB schat in dat een HGD-traject niet meer nodig is om een antwoord te bieden op de hulpvraag van de individuele leerling. Het CLB heeft reeds een traject gelopen met de school, leerling en ouders. Dit kan gaan over een eerder HGD-traject, de betrokkenheid van een extern diagnostisch centrum… Op basis van de reeds aanwezige beeldvorming komt het CLB tot het advies rond de opmaak van een GC-verslag (kernactiviteit handelingsgericht advies). De inzet van leersteun maakt de aanpassingen die nodig zijn om het gemeenschappelijk curriculum te blijven volgen nodig en voldoende.



Enkele principes om handelingsgericht advies (HGA) kwaliteitsvol te kunnen inzetten in het kader van GC-verslag:

 
1. Voldoende informatie

We hanteren het Prodia-model om samen met de betrokken actoren zicht te krijgen op de aanwezige beeldvorming van de verschillende bouwstenen en wisselwerking hiertussen. We toetsen de aanwezige beeldvorming af op het huidig functioneren van de leerling binnen zijn context en de manier waarop de actoren hier nu naar kijken (overzicht). We bekijken of we voldoende zicht hebben op beïnvloedende en veranderbare factoren (inzicht). Wanneer doelen en behoeften nog niet duidelijk genoeg zijn of er bijkomende vragen opduiken over het functioneren van de leerling binnen zijn context, dan is het inzetten van de kernactiviteit handelingsgericht advies onvoldoende en is de opstart van een handelingsgericht diagnostisch traject noodzakelijk. Wanneer er vanuit de beeldvorming een duidelijk zicht is op de onderwijs-, opvoedings- en ondersteuningsbehoeften en blijkt dat voor het versterken van de afstemming tussen de leerling en de schoolcontext leersteun nodig is (subsidiair aan brede basiszorg en verhoogde zorg), kan de CLB-medewerker overgaan tot de opmaak van een GC-verslag.

Reflectievragen of HGD nog nodig is of niet:

1. Heb je een duidelijk beeld op het functioneren van de leerling in zijn context? Zijn er bepaalde factoren (Prodia-model) waar je te weinig zicht op hebt?
2. Wat zijn de beïnvloedende en veranderbare factoren?
3. Welke doelen heeft de leerling al bereikt? Welke doelen wil en kan de leerling nastreven? Vallen deze doelen binnen het gemeenschappelijk curriculum?
4. Wat betekent de beeldvorming van de leerling voor de afstemming met de schoolcontext?
5. Welke onderwijs- en opvoedingsbehoeften heeft de leerling?
6. Welke ondersteuningsbehoeften geven leerkrachten en schoolteam aan?


Reflectievragen of je vanuit dit beeld leersteun nodig hebt of niet:

1. Welke maatregelen kunnen binnen brede basiszorg en verhoogde zorg genomen worden om aan de onderwijs-, opvoedings- en ondersteuningsbehoeften tegemoet te komen en de doelen na te streven?
2. Wat zorgt ervoor dat de leerkracht en school bepaalde maatregelen niet kunnen opnemen binnen hun reguliere zorg? Wat hebben zij nodig om dit wel te kunnen doen?
3. Wat is de leervraag van de leerkracht/het schoolteam ten aanzien van het leersteuncentrum?

2. Perspectief van de leerling en ouders op leersteun

Constructief samenwerken met leerling en ouders is belangrijk. Vaak zal hier in het eerder gelopen traject door school, CLB of andere partners al op ingezet zijn. Vooraleer je overgaat tot de opmaak van een GC-verslag op basis van de kernactiviteit HGA, vraag je als CLB-medewerker rechtstreeks aan de leerling en de ouders naar hun perspectief ten aanzien van de vraag naar en de mogelijke inzet van leersteun[12].

Reflectievragen:

1. Welke (reële?) doelen heeft de leerling voor ogen?
2. Wat kan de leerling zelf doen en hoe kunnen de leerkracht, ouders, anderen hem daarbij helpen?
3. Wat heeft de leerling aan extra ondersteuning nodig om de doelen te behalen?
4. Hoe beleven de leerling en de ouders de extra nood aan ondersteuning?
5. Wat zijn de verwachtingen van de leerling en de ouders? Hoe staan zij tegenover de verwachtingen van de school?
6. Welke positieve aspecten vaardigheden, talenten, interesses kunnen benut worden?
7. Welke ondersteuningsbehoeften hebben de ouders in functie van leersteun?
8. Hoe staan de ouders/de leerling tegenover leerlinggerichte ondersteuning? Hoe staan de ouders/de leerling tegenover leerkracht- en teamgerichte ondersteuning?[13]?
9. Wat is toekomstperspectief van de ouders/de leerling t.a.v. de schoolloopbaan?

3. Perspectief van de school op leersteun

De leersteun dient subsidiair te zijn aan de brede basiszorg en verhoogde zorg die de school aanbiedt. Het is aan de school om aan te geven welke bijkomende deskundigheid ze nodig heeft om niet alleen met deze leerling met deze onderwijs- en opvoedingsbehoeften verder aan de slag te gaan, maar ook de schoolwerking te versterken in het onderwijs aan leerlingen met gelijkaardige onderwijs- en opvoedingsbehoeften. Wanneer het perspectief van de school op leersteun zich beperkt tot leerlinggerichte ondersteuning (meer handen in de klas, handicapspecifieke hulp tijdens de lestijden…), dan is er niet voldaan aan de voorwaarden voor de opmaak van een GC-verslag. De school moet op zijn minst reflecteren hoe de leerlinggerichte ondersteuning ook handvatten kan geven om tegemoet te komen aan de behoeften van toekomstige leerlingen met gelijklopende onderwijsbehoeften.

Reflectievragen:

1. Richt de vraag van de school zich op het versterken van de vaardigheden van de leerling of de vaardigheden van de leerkracht of schoolteam? In welke mate draagt dit bij tot welbevinden, participatie en ontwikkeling[14] van de leerling?
2. Welke expertise mist de school waarvoor ze een beroep willen doen op het leersteuncentrum? Willen ze de expertise inzetten ter versterking van de leerkracht op brede basiszorg en verhoogde zorg? Willen ze expertise inzetten om tegemoet te komen aan de noden van de specifieke leerling?
3. In welke mate staat de school open voor het versterken van eigen vaardigheden om een inclusieve leer- en leefomgeving te creëren?

4. Collegiale consultatie binnen CLB

Als individuele CLB-medewerker is het niet steeds gemakkelijk om een onafhankelijke inschatting te maken. Dit geldt zeker wanneer er al langer een traject met een leerling, ouders en school gelopen wordt. Daarom gebeurt de afweging van een advies zoals een GC-verslag in overleg met CLB-collega’s. Zo kan een objectieve, multidisciplinaire blik de beeldvorming en besluitvorming mee helpen versterken. Collegiale consultatie is niet louter toestemming vragen aan je team voor de opmaak van een GC-verslag, het is elkaars kritische vriend zijn en samen het belang van de leerling vooropstellen.

Reflectievragen:

1. Met welke collega, coach of team beslis je tot opmaak van het GC-verslag?
2. Wie helpt je in de afweging tussen HGA of opstart HGD?
3. Wie helpt je in de reflectie over de noodzaak tot opmaak van een GC-verslag?
4. Stel dat je niet overgaat tot opmaak van een GC-verslag, wat zou dit betekenen voor deze leerling en de school?
5. Wat willen jullie in de toekomst bereiken voor deze leerling en deze school met de opmaak van dit GC-verslag?
6. Hoe evalueert jouw CLB-team het effect van een GC-verslag binnen een schoolcontext? Wat nemen jullie hieruit mee in toekomstige afwegingen tot opmaak GC-verslag?

Inhoudsopgave

Vind sneller de inhoud waarin u geïnteresseerd bent op deze pagina:

  1. Onthaal
  2. Vraagverheldering
  3. Aanvulling in het kader van leersteun