Inleiding: het Prodia-model

Inleiding

Het Prodia-model is een door Prodia ontwikkeld theoretisch model ter versterking van kwaliteitsvolle diagnostiek binnen leerlingenbegeleiding. Het is een basismodel dat bij elke hulpvraag – wat deze hulpvraag ook mag zijn – kan ingezet worden en indien nodig aangevuld kan worden met andere modellen afhankelijk van de complexiteit van de hulpvraag. Het Prodia-model is een transactioneel[1] model: de leerling en zijn omgeving beïnvloeden elkaar wederkerig en zijn daardoor ook voortdurend in verandering. Het gaat in essentie om uitwisseling en afstemming in functie van een zo optimaal mogelijke ontwikkeling, welbevinden en participatie van de leerling. 

De hulpvraag kan vanuit alle begeleidingsdomeinen komen en focust zich op het wegwerken van drempels waartegen leerlingen aanlopen om optimaal te kunnen ontwikkelen en participeren op school en in de maatschappij. Door het gebruik van het model, binnen de fase van uitbreiding van zorg, krijgen we een breed zicht op het functioneren van de leerling binnen zijn diverse contexten. Hoe komt het dat deze leerling met deze kenmerken in deze context problemen heeft ontwikkeld? Maar vooral: Wat heeft deze leerling nodig om verder te groeien richting zijn doelen? Hoe kunnen we samen de ontwikkeling, het welbevinden en de participatie van de leerling optimaliseren?  

Waarom een nieuw model?

Vanuit de wetenschap en maatschappij wordt er op verschillende manieren naar het ontwikkelingsproces van leerlingen gekeken. Binnen individuele leerlingenbegeleiding is het daarom vaak noodzakelijk om verschillende modellen, bronnen, invalshoeken, protocollen ter hand te nemen. Van daaruit ontstond de nood aan een overkoepelend basismodel dat belangrijke inzichten rond de algemene ontwikkeling van leerlingen integreert. Het Prodia-model is gebaseerd op het geïntegreerd werkmodel cognitief sterk functioneren en werd aangevuld op basis van bestaande modellen die we aantreffen in wetenschappelijke literatuur[2] en in overleg met wetenschappelijke experten[3]. Afhankelijk van de unieke leerling zullen sommige elementen meer op de voorgrond komen te staan of kunnen elementen aan het model worden toegevoegd. Elke traject is maatwerk! 

Het hanteren van een theoretisch, wetenschappelijk onderbouwd model binnen leerlingenbegeleiding stimuleert de CLB-medewerker om ook buiten zijn eigen referentiekader naar de hulpvraag van de cliënt te kijken. Het kijken vanuit een eigen referentiekader vergroot het risico om problemen onterecht of te snel als “pathologisch” te benaderen of teveel te kijken vanuit tunnelvisie[4]

Met het gebruik van het Prodia-model reiken we handvatten aan om vanuit een empathische houding naar de cliënt en zijn context te kijken en met mildheid het gedrag van de cliënt en zijn context te begrijpen en op deze manier adviezen te formuleren. 

Het Prodia-model als versterking van handelingsgerichte diagnostiek

Het Prodia-model loopt in lijn met de biopsychosociale visie die aan de basis ligt van ICF-CY. Door de integratie van de ICF-componenten en wetenschappelijke inzichten in het model, voedt het mee het handelingsgericht diagnostisch traject:  

  • De CLB-medewerker start bij de intake met een brede bevraging bij de leerling, ouders, school. Het model laat haar toe om het functioneren van de leerling in een breder kader te plaatsen en af te toetsen aan de wetenschap. Het model vestigt ook de aandacht op de beïnvloedende factoren en wisselwerking tussen de verschillende componenten binnen ICF-CY.
  • Tijdens de strategiefase vertrekt het CLB-team vanuit de ICF-clustering. Hierbij hanteert het team het Prodia-model om hypothesen te formuleren die wetenschappelijk onderbouwd zijn. Het Prodia-model en ICF-CY ondersteunen CLB-medewerkers om de focus ruim te houden: alle bouwstenen worden onder de loep genomen en er wordt nagegaan of de externe bouwstenen thuis- en leefcontext en schoolcontext een positieve dan wel een negatieve invloed (ondersteunend of belemmerd) hebben op het functioneren van de leerling. Wat op het eerste zicht geen invloed lijkt te hebben, kan toch een belangrijke factor zijn.
  • Binnen de onderzoeksfase helpt het model om vanuit de onderzoeksvragen de meest geschikte onderzoeksmethodes in te zetten[5]. Aan de hand van het Prodia-model bepalen CLB-medewerkers wie best te betrekken en welke onderzoeksmethodes aangewezen zijn om tot een antwoord te komen op de onderzoeksvragen. Bij het verwerken en interpreteren van onderzoeksresultaten ondersteunt het model om het integratief beeld vorm te geven.
  • Door het hanteren van het Prodia-model krijgt het CLB-team in de integratie- en aanbevelingsfase een duidelijk zicht op relevante beïnvloedende factoren binnen het integratief beeld: welke hypothesen worden aanvaard, verworpen of aangehouden? Welke beïnvloedende factoren binnen de ICF-clustering zijn veranderbaar? Op deze manier kan het CLB-team op een kwaliteitsvolle manier doelen en bijhorende onderwijs-, opvoedings- en ondersteuningsbehoeften formuleren.
  • Een kwaliteitsvol advies heeft maar zin als de leerling, zijn ouders en schoolteam zich in het advies kunnen vinden. Door het Prodia-model en de bijhorende visualisatie te hanteren tijdens de adviesfase, laat de CLB-medewerker hen actief participeren. Tijdens het adviesgesprek is het een middel om te belichten welke weg de leerling reeds heeft afgelegd, om inzicht te bieden, om perspectief te geven, de positieve factoren te benadrukken en in samenspraak aanbevelingen voor leerling, ouders, school en partners te formuleren.

Het transactionele ontwikkelingstraject van de unieke leerling

Ontwikkeling gebeurt altijd vanuit een samenspel tussen biologische, psychologische en sociale factoren. Deze verschillende factoren beïnvloeden elkaar wederzijds en op die manier krijgt het ontwikkelingstraject van een individuele leerling vorm. Binnen onderwijs en leerlingenbegeleiding zetten alle actoren in op de totale ontwikkeling van elke leerling. Het algemeen doel hierbij is het bevorderen van het welbevinden en de optimale participatie van de leerling aan school en maatschappij. Voor elke leerling kent het ontwikkelingstraject eigen doelen. Deze worden samen met de leerling en zijn context bepaald. Naarmate de leerling ouder wordt, zal hij meer zelf zijn eigen ontwikkelingstraject uittekenen. Wanneer het traject niet loopt zoals verwacht of gewenst, biedt diagnostiek overzicht en inzicht in hoe de verschillende actoren verder kunnen ondersteunen of helpen bijsturen. Hierbinnen ligt de focus vooral op veranderbare factoren en op het verbeteren van de afstemming tussen het kind/ de jongere en zijn omgeving. Wat kunnen we doen om positieve factoren te versterken? Hoe kunnen we belemmeringen en hindernissen wegwerken of verminderen? Wat is reeds goed afgestemd en waar liggen verandermogelijkheden?  Belangrijk hierbij is dat de leerling steeds eigenaar blijft van zijn eigen traject. 

De leerling neemt binnen het model een belangrijke plaats in: Wat kan de leerling op dit moment in deze klas bij deze leerkracht, in deze thuis bij deze ouders? Hoe voelt hij zich binnen zijn school-, thuis- en leefcontext? Welke sterktes en vaardigheden bezit deze leerling? (activiteiten en participatie) Maar ook: waar wil deze leerling heen[6]? Wat is voor deze leerling een waardevol, haalbaar en concreet doel? Wat is zijn gewenste toekomst? Hoe ziet de leerling zijn groeiproces? Welke volgende stappen kan hij zetten in de richting van zijn doel? En ook: welke concrete steun heeft hij hierbij nodig?  

De ontwikkeling van de leerling verloopt in wisselwerking met heel wat andere factoren: kinderen en jongeren ontwikkelen niet in een isolement. Om zich optimaal te kunnen ontwikkelen, spelen diverse bouwstenen een rol binnen dit transactioneel model[7]. Kinderen en jongeren ontwikkelen in voortdurende wisselwerking met hun thuis-, leef- en schoolcontext[8] én met de brede maatschappelijke context[9]. Deze contexten kunnen het functioneren van de leerling ofwel stimuleren ofwel belemmeren. Binnen diagnostiek in leerlingenbegeleiding is de CLB-medewerker op zoek naar een goede afstemming tussen wat de leerling nodig heeft om zich optimaal te ontwikkelen en wat zijn omgeving kan bieden. CLB-medewerkers gaan op zoek naar veranderingsmogelijkheden en oplossingen binnen de leerling en zijn context[10], steeds met de doelen voor ogen. 

Binnen dit transactioneel model ontlokken leerlingen heel wat reacties bij hun ouders, brussen, leerkrachten, medeleerlingen en vrienden en beïnvloeden daarmee indirect weer zichzelf. Er is dus sprake van wederkerigheid[11]. Het Prodia-model nodigt ouders en leerkrachten uit tot zelfreflectie: welk effect heeft mijn aanpak of gedrag op het kind of deze leerling? Hoe kan ik tot afstemming komen? Ook kinderen of jongeren kunnen zich op hun beurt deze vragen stellen: welke impact heeft mijn gedrag op mijn leerkracht, mijn vader, mijn zus, mijn klasgenoot…? De interacties zijn heel persoonlijk van aard en vaak van cruciaal belang voor de bevordering en ondersteuning van de (leer)ontwikkeling van het kind of de jongere, zijn welbevinden en participatie. Hoe sterk deze verschillende contexten doorwegen in de ontwikkeling van het kind, is leeftijdsgebonden. Hoe jonger het kind, hoe meer de ouders en opvoedingsverantwoordelijken op de voorgrond staan. Naarmate het kind ouder wordt, spelen de peergroup, vrienden en het netwerk een grotere rol[12].  Om het ontwikkelingstraject te doorlopen hebben leerlingen drie psychologische basisbehoeften: autonomie, verbondenheid en competentie. Leerlingen ondersteunen op hun pad naar volwassenheid gaat over het ondersteunen van deze behoeften. Onderstaande figuur illustreert samenvattend de drie psychologische basisbehoeftes[13]

Als ouder of leerkracht kan je autonomie stimuleren door het kind / de jongere keuzes aan te bieden. Hoeveel en welke opties of keuzes er worden aangeboden, is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Leerlingen die bijvoorbeeld zelf mogen kiezen welk boek ze lezen, kunnen door deze keuzemogelijkheid hun eigen niveau sneller opkrikken[14] en oefenen in zelfsturing. Kinderen en jongeren hechten belang aan het gevoel dat ze zelf beslissingen mogen en kunnen nemen vanuit hun eigen normen, waarden of interesses. Daarnaast is het aanbieden van een gevoel van relationele verbondenheid van primordiaal belang. Dit betekent dat alle kinderen en leerlingen een fundamenteel verlangen hebben naar een goede relatie met hun ouders, leerkrachten, leeftijdsgenoten… Voorbeelden van het stimuleren van verbondenheid zijn: betrokkenheid tonen, zorg en warmte aanbieden, tijd maken voor het kind of de leerling, je inleven in het perspectief en leefwereld van de leerling. Ten slotte is het ook belangrijk dat de omgeving structuur aanbiedt aan de leerling. Dit kan door het transparant en consequent aangeven en hanteren van grenzen, een overzicht bieden van de dag- of weekplanning… Dit verhoogt zijn gevoel van competentie. Leerlingen willen graag het gevoel hebben dat ze het goed doen op en naast school, dat ze talenten hebben op een of ander domein. Het gevoel van competentie verhogen kan bijvoorbeeld door: het communiceren van duidelijke verwachtingen en haalbare uitdagingen en het bieden van constructieve feedback[15], het consistent en voorspelbaar reageren.  

Indien deze psychologische basisbehoeften zijn vervuld, zullen kinderen en jongeren zich veerkrachtiger kunnen opstellen en soepeler functioneren wanneer er moeilijkheden op hun pad opduiken. Leerlingen die zich goed voelen in hun vel, presteren gemiddeld beter op school en voelen zich hierdoor weer competent[16].  Bovendien is het zo dat niet enkel het kind / de jongere deze behoeften heeft, maar evenzeer de ouder en de leerkracht.