Bouwsteen: Schoolcontext

De onderwijsleersituatie

Leerkrachten zijn de spilfiguren voor de ontwikkeling van de leerling in de klas. Ze behoren immers tot de krachtigste beïnvloeders van het leerproces. Het is belangrijk dat leerkrachten zich bewust zijn van de impact die ze hebben op het leerproces van hun leerlingen en op basis hiervan handelen.

Het effect van de kwaliteit van de leerkracht én de school op leerprestaties van de leerling wordt duidelijk zichtbaar in meta-analytisch onderzoek[1]. Kortom: het is de leerkracht, die zich bewust is van zijn impact, die het verschil maakt.
De onderwijsleersituatie kunnen we opdelen in drie aspecten[2]: het didactisch handelen, het pedagogisch handelen van de leerkracht en het klassenmanagement[3].

Het didactisch handelen van de leerkracht

Goed lesgeven wordt gezien als de kernopdracht van de leerkracht op school. Net zoals de leerling doelen nastreeft, streeft het schoolteam ook doelgericht leren na. Dit komt tot uiting in zowel algemene als specifieke doelen op vlak van kennis, vaardigheden, attitudes en competenties met als ultieme doel: de maximale ontplooiing van elke leerling. Om te voldoen aan de maatschappelijke verwachtingen (macroniveau) hanteert de school doelen die gebaseerd zijn op het gevalideerd doelenkader[4]. Kiezen voor uitdagende leerdoelen die aan de leerling worden geëxpliciteerd, verhoogt de motivatie.

Het aanbrengen van leerinhouden wordt samengevat onder de term instructie. Door middel van goed gekozen en passende instructie, weet de leerkracht de leerinhouden te vertalen op leerlingenniveau. De leerkracht stemt het soort instructie af op het profiel van de leerlingen(groep) en kiest hierbij doelbewust voor bijvoorbeeld een meer sturende dan wel een kortere of begeleide vorm van instructie. Dit gebeurt steeds in afstemming met de behoeften van de leerlingen. Effectieve instructie is doelgericht, activerend, rijk, gevarieerd en stapsgewijs. De kwaliteit van de instructie bepaalt immers het leerrendement, de motivatie en de werkhouding van de leerlingen.

De leerkracht past ook effectieve feedback[5] toe. Feedback geeft de leerling inzicht in waar hij staat ten opzichte van het geëxpliciteerde doel en wat hij kan doen om nog dichter bij het doel te komen. De leerkracht geeft niet enkel effectieve feedback, maar gaat ook na hoe de feedback ontvangen wordt. De meeste feedback die leerlingen ontvangen komt van klasgenoten. Door oefening leren leerlingen elkaar goede feedback te geven en leren ze van en met elkaar. Ten slotte ontvangen niet enkel leerlingen feedback van hun leerkracht en medeleerlingen, ook de leerkracht zelf ontvangt feedback terug op zijn handelen. Leerkrachten kunnen hier hun voordeel mee doen: op basis van de feedback kan de leerkracht zichzelf evalueren en inschatten in welke mate zijn gekozen aanpak rendeert, wat op zijn beurt weer ten goede komt van de leerprestaties en het gedrag van de leerlingen in de klas. Feedback is dus een wederzijds proces.

Het pedagogisch handelen van de leerkracht

Het pedagogisch handelen handelt over de vaardigheden waarmee gewenst gedrag kan worden aangeleerd en in stand kan worden gehouden. De leerkracht staat model voor een bepaald gedrag of een bepaalde houding in de klas. Leerlingen leren veel van het positief voorbeeldgedrag van leerkrachten, ze spiegelen zich hieraan en nemen (on)bewust het gedrag over. De leerkracht bespreekt ook zijn verwachtingen en wensen ten aanzien van het gedrag van de klas, hij communiceert welk gedrag er geapprecieerd wordt en welk gedrag niet kan worden getolereerd en dit steeds vanuit een respectvolle houding ten opzichte van de leerling.

Ten slotte zijn leerkracht-leerlingrelaties van grote invloed op zowel de affectieve als cognitieve ontwikkeling van leerlingen. Leerkracht-leerlingrelaties zijn een mooi voorbeeld van wisselwerking: hoe positiever de relatie tussen beiden, hoe groter de kans op succes voor leerlingen en leerkrachten. Bij leerlingen zien we meer leergedrag en hogere leerprestaties, bij leerkrachten verhoogt hun eigen welbevinden. Een warme of nabije relatie tussen leerkracht en leerling wordt gekenmerkt door aangename gevoelens, wederzijdse betrokkenheid, openheid en vertrouwen. Een conflictueuze relatie daarentegen wordt gekenmerkt door negatieve gevoelens, onvoorspelbaarheid en wantrouwen. De mate van conflict in de leerkracht-leerlingrelatie blijkt in het algemeen het meest voorspellend te zijn voor de verdere schoolse en psychosociale ontwikkeling van leerlingen. Daarenboven kan een conflictueuze relatie reeds aanwezig probleemgedrag van de leerling nog versterken[6]. Daarom is het belangrijk dat de leerkracht zich bewust is van de impact van zijn relatie met de leerling in de klas. Waar deze relatie moeilijk loopt, kan de leerkracht een beroep doen op zijn schoolteam om samen te bekijken hoe deze relatie verbeterd kan worden of hoe er grenzen kunnen worden gesteld wanneer nodig. “Een leerkracht mag een leerling in zijn hart dragen maar niet op zijn rug”[7].

Klassenmanagement

Klassenmanagement kan omschreven worden als handelingen die leerkrachten ondernemen om een omgeving te creëren die academisch en sociaal-emotioneel leren ondersteunt en faciliteert en die de basis vormen om executieve functies te kunnen trainen bij leerlingen. Klassenmanagement leunt zowel aan bij het didactisch als bij het pedagogisch handelen van de leerkracht. Een effectief klassenmanagement zorgt ervoor dat leerlingen er ‘beter’ van worden of nog anders gezegd: klassenmanagement is voorwaarden scheppen voor ontwikkelingsbevorderend onderwijs.

De leerkracht reflecteert over hoe hij zijn klasorganisatie kan laten aansluiten bij de beoogde lesdoelen en onderwijs- en opvoedingsbehoeften van leerlingen en hoe hij een ordelijke en veilige [8] leeromgeving kan creëren. Een goede klassenmanager zorgt voor een degelijke voorbereiding en een flexibel verloop van de les. Verder wordt er werk gemaakt van het installeren van regels en routines in de klas. Regels en routines worden geoefend met de leerlingen. Eens deze regels en routines geautomatiseerd zijn, kan de leerkracht veel leertijd winnen. Een doordacht klassenmanagement verschaft rust, duidelijkheid en structuur en is in die zin preventief.

Een ander aspect van klassenmanagement is de inrichting van het klaslokaal. Leeromgevingen zijn bij voorkeur even divers als hun leerlingen: van klaslokalen naar flexibele leerruimtes met ruimte voor variatie (instructieruimtes, stille ruimtes, klassieke ruimtes waar doceren voorop staat,..). Een innovatieve leeromgeving heeft een flexibele structuur die verschillende vormen van leren toelaat op verschillende tijdstippen[9].

Relatie leerling–medeleerling

Kinderen en jongeren brengen een groot deel van hun dagelijkse leven door in het gezelschap van andere kinderen en jongeren. Deze relaties zijn van grote invloed op hun welbevinden en de socio-emotionele ontwikkeling. Naarmate kinderen ouder worden, vinden ze het belangrijker om vriendschappen[10] te hebben. Relaties met leeftijdgenoten op school zijn van bijzondere aard. Buiten de schoolcontext kunnen vooral relaties met gelijkgestemden worden gezocht en kunnen moeizame relaties worden vermeden. In een klas moeten daarentegen zeer verschillende leerlingen met elkaar samenleven zonder elkaar uitgekozen te hebben. Dit kan leiden tot spanningen en conflicten, maar het biedt ook mogelijkheden om van elkaar verschillende kwaliteiten en vaardigheden te leren[11].

Tal van longitudinale en experimentele studies hebben aangetoond dat peerervaringen cruciaal zijn voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren[12]. Wat betreft de rol van school- en klasgenoten, blijken aanvaarding en populariteit in de peergroep, alsook groepsnormen, bij te dragen aan de schoolse betrokkenheid en prestaties van leerlingen. Bovendien blijken peeraanvaarding en populariteit enerzijds en de kwaliteit van leerkracht-leerlinginteracties anderzijds elkaar wederzijds te beïnvloeden.

Voorbeeld: Ari vindt het moeilijk om aansluiting te vinden met de andere leerlingen in de klas. Telkens er moet worden samengewerkt, ziet de leerkracht hoe hij liever zelfstandig de oefening maakt. De leerkracht maakt zich hier zorgen om want Ari maakt hierdoor minder vorderingen in de leerstof, maar leert zo ook minder samenwerken met andere leerlingen. De komst van een nieuwe leerling Umi in de klas, verandert de dynamiek. Ari en Umi delen dezelfde interesses en Umi is erg sociaal. Zij helpt Ari om verbinding te maken met de andere leerlingen en samen te werken. De leerkracht deelt deze positieve wending met zijn schoolteam zodat ook zij hier gebruik van kunnen maken. Ook Ari’s ouders merken dat hij nu liever naar school komt.

De school als leefgemeenschap

Naast wat er gebeurt op de klasvloer, is ook de ruimere context van de school belangrijk. Elke school is een leefgemeenschap die in verbinding staat met de thuis- en leefcontext van leerlingen en de bredere context. De school vormt immers een oefenterrein voor verschillende sociale en maatschappelijke vaardigheden. De school als leefgemeenschap stelt dus alles in het werk om elke lerende zoveel mogelijk ontwikkelingskansen te bieden: onderwijs focust niet enkel op kwalificatie maar evenzeer op socialisatie en persoonsvorming[13]. Onderwijs streeft steeds naar een ruime ontwikkeling en naar zoveel mogelijk leerwinst bij elke individuele leerling. Dit uit zich concreet in de groei van kennis en vaardigheden, maar evenzeer in de ontwikkeling van attitudes, competenties, het exploreren van talenten, het kritisch leren kijken naar de gemeenschap… Op deze manier komen leerlingen tot optimale participatie aan de maatschappij[14]. De school is een diverse en open leefgemeenschap die de uitdaging aangaat om alle leerlingen op hun manier te laten excelleren en zo gelijke kansen te vrijwaren.

Inhoudsopgave

Vind sneller de inhoud waarin u geïnteresseerd bent op deze pagina:

  1. De onderwijsleersituatie
  2. Relatie leerling–medeleerling
  3. De school als leefgemeenschap