Uit het Algemeen Diagnostisch Procotol: Verhoogde zorg

Wanneer brede basiszorg niet (meer) of slechts gedeeltelijk volstaat om aan de behoeften van een leerling of een groep leerlingen tegemoet te komen, wordt verhoogde zorg toegevoegd. Het doel in deze fase is een meer gepaste aanpak uitwerken om de verdere ontwikkeling[1], het welbevinden en de participatie van een of meerdere leerlingen te bevorderen. Alle betrokken partners[2] stellen zich de vraag ‘Wat kunnen wij samen veranderen om tot een betere afstemming te komen tussen de noden van de leerling(engroep) en het aanbod op school en in de thuis- of leefcontext?’

Tijdens een of meer leerlingenbesprekingen formuleren de partners procesmatig vanuit de beeldvorming doelen en behoeften voor een leerling of groep leerlingen. Van daaruit wordt samen een aanpak gekozen die wordt uitgevoerd en waar nodig bijgestuurd. Hierbij gaat ook aandacht uit naar mogelijke ondersteuningsbehoeften van leerkrachten en ouders. Het schoolteam heeft de regie over verhoogde zorg. Pedagogische begeleiders en CLB-medewerkers hebben hierbij een ondersteunende en begeleidende rol. Op vraag van het schoolteam kunnen betrokken externe partners en leerondersteuners ook aansluiten op de leerlingenbespreking.

Inleiding: De leerlingenbespreking als scharniermoment

De brede basiszorg volstaat soms niet (meer) of slechts gedeeltelijk om aan de onderwijsbehoeften van één of meerdere leerling(en) tegemoet te komen. Uit onder andere observaties, gesprekken met leerlingen en ouders, test- of toetsresultaten of overleg met collega’s kan blijken dat een leerling(engroep) sneller, minder snel of anders ontwikkelt dan verwacht of zich niet meer zo goed voelt op school. De leerkracht bekijkt samen met het zorgteam, de zorgcoördinator/leerlingenbegeleider of er bijkomende elementen uit de brede basiszorg kunnen ingezet worden om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van de leerling(en). Wanneer binnen brede basiszorg niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen aan de behoeften van de leerling(en), wordt beslist om verhoogde zorg toe te voegen.

Verhoogde zorg heeft geen vastgelegde duur of intensiteit. De leerlingenbespreking binnen verhoogde zorg fungeert als scharniermoment[3] tussen brede basiszorg en verhoogde zorg en bij ernstige signalen ook als scharniermoment tussen verhoogde zorg en uitbreiding van zorg. Wanneer er signalen zijn die het schoolteam ongerust maken[4], kunnen er – naast de geplande acties binnen de verhoogde zorg – ook nog andere stappen nodig zijn die tegelijkertijd binnen uitbreiding van zorg worden opgevolgd[5]. Vroege detectie en tijdige bijschakeling bij mogelijke problemen bij het kind / de jongere of in de interactie tussen het kind / de jongere en de omgeving vergroten de kans om een probleem zo klein mogelijk te houden, gepaste interventies af te spreken en indien mogelijk verbetering te realiseren. Hoe vroeger leerlingen de nodige extra zorg krijgen, hoe sneller de specifieke maatregelen niet meer nodig zijn[6].

De organisatie van leerlingenbesprekingen binnen verhoogde zorg

Elk overleg waarbinnen het functioneren van een individuele leerling of een aantal leerlingen wordt besproken met de zorgcoördinator/leerlingenbegeleider, kan gezien worden als een leerlingenbespreking binnen verhoogde zorg. Dit kan zowel een gesprek zijn op vraag van leerkrachten, leerlingen of ouders[7] maar het kan ook binnen een georganiseerd overleg zijn zoals een cel leerlingenbegeleiding, een MDO, een intern zorgoverleg, een klassenraad… Deze leerlingenbesprekingen vinden op regelmatige basis plaats[8]. Het schoolteam bewaakt de doelgerichtheid en efficiëntie van het overleg en houdt de inhoud van elke leerlingenbespreking beknopt bij in het leerlingendossier van de leerlingen.

Wie aansluit op de leerlingenbespreking is afhankelijk van het doel van de bespreking en de organisatie van de verhoogde zorg op school[9]. De (klas)leerkracht heeft een cruciale rol bij het begeleiden van deze leerling(en) maar ook andere leerkrachten en leden van het schoolteam kunnen worden betrokken[10]. Of de leerling(en) of hun ouders aansluiten op de leerlingenbespreking is afhankelijk van de aanleiding en het doel van de bespreking. Wanneer de leerlingenbespreking vertrekt vanuit een vraag over een specifieke leerling worden de leerling en zijn ouders[11] actief betrokken. De manier waarop dit gebeurt, wordt afgestemd op de leeftijd of het ontwikkelingsniveau van de leerling. Ook wanneer de leerlingenbespreking over verschillende leerlingen gaat, denkt men na hoe er kan worden afgestemd met de leerlingen en hun ouders. Zo kunnen ouders vanuit hun ervaring in en verantwoordelijkheid voor de opvoeding van hun kind, mee werken aan het komen tot een gepaste aanpak.

De CLB-medewerker kan via consultatieve leerlingenbegeleiding[12] een coachende rol opnemen en zo ondersteunen in het denkproces over de onderwijs-, opvoedingsbehoeften van leerlingen, de ondersteuningsbehoeften van het schoolteam en de aanpak. Hierbij kan het CLB ook inhoudelijke expertise aanleveren over de ontwikkeling[13] en het functioneren van een leerling binnen zijn context. Leerondersteuners of externe partners die betrokken zijn bij de zorg voor een leerling kunnen ook betrokken worden, waar nodig en mogelijk kunnen zij bij de leerlingenbespreking aansluiten.

Constructieve samenwerking

Vanuit handelingsgericht werken[14] wordt gestreefd naar maximale samenwerking en afstemming. Het schoolteam gaat daarom na wat leerlingen, ouders of andere partners nodig hebben om deel te nemen aan de leerlingenbespreking[15]. Wanneer niet alle betrokken partners kunnen aansluiten op een leerlingenbespreking, spreekt het schoolteam met hen af hoe ze betrokken kunnen worden, hoe hun stem gehoord wordt. Dit kan bijvoorbeeld door een voor- of nabespreking in te plannen.

Het gefaseerd besluitvormingsproces binnen verhoogde zorg

De gefaseerde besluitvorming van handelingsgericht samenwerken[16] kan helpen om de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van leerling(en) en de ondersteuningsbehoeften van het schoolteam en de ouders te bepalen. Deze leidraad voor een procesmatige aanpak inspireert om breed te kijken, niet te snel te beslissen en nauwkeurig en zorgvuldig te werken, flexibel en cyclisch bij te sturen indien nodig. Scholen kiezen zelf hoe ze hun verhoogde zorg vorm geven. Elke school kan hiervoor eigen, eventueel geformaliseerde werkwijzen hanteren[17].

  1. Doelen van de leerlingenbespreking
  2. Overzicht (beeldvorming) en inzicht (verklaringen)
  3. Weten we genoeg om naar uitzicht te gaan? Zo niet, verzamelen van informatie
  4. Uitzicht: doelen, behoeften en aanpak bepalen
  5. Plannen, handelen en evalueren

De leerkrachten zijn hierbij belangrijke partners omdat zij instaan voor het uitvoeren van acties en interventies in de klas. Ouders actief betrekken zorgt ervoor dat zij thuis acties en interventies kunnen inzetten die de zorg voor een leerling ondersteunen[18]. De leerling bevragen en betrekken is essentieel om te komen tot gedragen acties en interventies. Op vraag van de school kan het CLB betrokken worden in het besluitvormingsproces. Het CLB kan in verhoogde zorg consultatieve leerlingenbegeleiding inzetten. Ook betrokken externe partners of leerondersteuners kunnen op vraag van school, ouders of leerling aansluiten op het overleg.

Doelen van de leerlingbespreking

Bij het samenbrengen van informatie kijken de aanwezigen breed naar de leerlingen, over de vier begeleidingsdomeinen heen, en houden ze rekening met de nagestreefde doelen[19] voor die leerling(en). Daarom is een concrete beschrijving van het functioneren van een leerling door verschillende betrokken leerkrachten belangrijk.

Op basis van alle gegevens wordt duidelijk omschreven op welke vragen er antwoorden worden verwacht. Volgende vragen kunnen hierbij inspireren:

  • Wat is de aanleiding voor deze bespreking?
  • Wat gaat goed/minder goed? Welke hindernissen ondervindt de leerling(groep) in zijn/hun leren, ontwikkeling, welbevinden, participatie?
  • Wat zijn de verwachtingen van de deelnemers? Wat wensen zij te bereiken?
  • Zijn de betrokkenen op zoek naar overzicht, inzicht of uitzicht[20]?

Overzicht (beeldvorming) en inzicht (verklaringen)

De huidige situatie van de leerling wordt in kaart gebracht. De aanwezigen houden rekening met relevante informatie over het welbevinden en de betrokkenheid op school, met andere leergebieden evenals met informatie over de aanpak in de klas (tot nu toe) en het effect daarvan. Specifieke aandacht gaat naar de positieve en stimulerende aspecten binnen de leerling en zijn context maar ook de problemen en belemmerende aspecten worden objectief in kaart gebracht.

Ter ondersteuning kan hierbij gebruik worden gemaakt van een beschrijving van:

  • Het functioneren van de leerling
  • De schoolcontext (onderwijsleersituatie, relatie leerling-medeleerlingen, school als leefomgeving)
  • De thuis- en leefcontext (onderwijsondersteunend gedrag, opvoeding, sociaal netwerk leerling en ouders)[21]

De gegevens uit het leerlingendossier zijn een bron van informatie om te bekijken wat er reeds in kaart is gebracht rond deze leerling. De informatie die de school al heeft verzameld voorafgaand aan het overleg wordt samengelegd met bijkomende informatie van leerling, ouders en leden van het zorgteam. Andere partners die ook actief zijn bij de begeleiding van de leerling(engroep) kunnen aanvullend relevante informatie aanleveren. Dit zorgt ervoor dat alle partners betrokken zijn bij een gemeenschappelijk verhaal.

Alle partners bekijken vervolgens samen welke zorgen ze zich maken over de huidige situatie en wat mogelijke verklarende factoren kunnen zijn. Dit met als doel om tot een oplossing te komen, niet om op zoek te gaan naar wie verantwoordelijk is voor de situatie. Vragen die hierbij kunnen worden gesteld:

  • Wanneer komen de problemen niet voor?
  • Welke hindernissen zijn er bij de leerling, leerkracht, ouders, klasgroep, waardoor de leerling niet tot leren en participeren op school komt?
  • Wat maakt dat de leerling zijn doelen niet kan bereiken?

Verder wordt bekeken of er bij de leerling sprake is van een geïsoleerd probleem of een probleem dat kadert binnen een ruimere problematiek, bijvoorbeeld zich uitend op verschillende ontwikkelingsgebieden[22] en/of verschillende contexten. Bij een ruimere of complexe problematiek kan samen met het CLB nagedacht worden over eventuele verdere stappen binnen verhoogde zorg of uitbreiding van zorg.

Weten we genoeg om naar uitzicht te gaan? Zo niet, verzamelen van informatie

Als er binnen de leerlingenbespreking reeds een ruime beeldvorming is op basis waarvan de vragen beantwoord kunnen worden, is het niet nodig om extra informatie te verzamelen. De betrokkenen kunnen dan meteen de doelen en onderwijs- en opvoedingsbehoeften formuleren en een mogelijke aanpak afspreken.

Indien de betrokken partners de vragen nog niet kunnen beantwoorden op basis van de huidige beeldvorming, verzamelen ze extra informatie[23]. De betrokken partners bepalen wat ze (nog) willen weten en waarom ze dit willen weten. Op die manier bepalen ze welke informatie verzameld moet worden en wie deze informatie best kan verzamelen. Er wordt een nieuw overlegmoment ingepland waarop alle partners de verzamelde informatie samenleggen. Ondertussen gaan de leerkrachten, leerling(en) en ouders al verder aan de slag met de inzichten die de bespreking heeft opgeleverd.

Informatie verzamelen kan op verschillende manieren[24]

1. Gesprekken met leerkrachten

In een gesprek met leerkrachten[25] zoekt een lid van het schoolteam bijkomende antwoorden op vragen over het functioneren van de leerling, de interactie tussen leerling en leerkracht(en), tussen leerlingen onderling. Ook de acties die al werden ondernomen[26] en hun effect en de ondersteuning die de leerkracht(en) nodig heeft/hebben komt aan bod. Deze gesprekken kunnen zowel individueel plaatsvinden als aan bod komen op een zorgoverleg, een begeleidende klassenraad[27]

Enkele voorbeeldvragen:

  • Waar loop je tegenaan? Met welke zorgen zit je?
  • In welke situatie merk je het gesignaleerde probleem? In welke situatie merk je het niet?
  • Wat is de impact van de problemen op het totale (schoolse) functioneren van de leerling en op jezelf als leerkracht?
  • Hoe ontwikkelt de leerling in de verschillende ontwikkelingsgebieden (kleuteronderwijs) of leergebieden/vakken (lager/secundair onderwijs)?
  • Op welke gebieden gaat het goed? Wat loopt goed in de klas?
  • Welke signalen waren er in de vorige schooljaren?
  • Sinds wanneer merk je dat de leerling minder betrokken is?
  • Welke eerdere interventies waren helpend? Wat zorgde daar volgens jou voor?
  • Hoe ervaar jij de relatie die je hebt met de leerling? Hoe ervaar je de relatie tussen de leerling en medeleerlingen?
  • Wat zouden volgens jou als leerkracht mogelijke oplossingen zijn?
  • Welke ondersteuning heb je nodig om de leerling vooruit te helpen in zijn leerproces en welbevinden?

Voor materialen die inspiratie kunnen bieden zie Bijlage Gespreksvoering binnen leerlingenbegeleiding.

2. Gesprekken met leerlingen

In plaats van tegen leerlingen en over leerlingen te praten is het van belang om met leerlingen te praten[28]. Bij het opstellen van doelen en het uitwerken van manieren om die doelen te bereiken, is de inbreng van leerlingen cruciaal om hen te motiveren voor een mogelijke aanpak[29]. Gesprekken met leerlingen hebben een positieve invloed omdat leerlingen op die manier actief meedenken over hun groeiproces, over waar zij naartoe willen en over mogelijke oplossingen voor drempels op hun weg. Door in gesprek te gaan met leerlingen toont men respect voor hun inbreng en mening[30]. Gesprekken worden best afgestemd op het functioneren van de leerling. In gesprekken met jongere kinderen of leerlingen die cognitief of communicatief zwakker functioneren, besteedt men meer aandacht aan structuur, duidelijkheid en afspraken. Visuele ondersteuning en het hanteren van concrete taal kunnen hierbij helpend zijn. Het creëren van een veilige omgeving waarbij er op een positieve manier naar de leerling wordt gekeken, zorgt ervoor dat leerlingen kunnen zeggen wat ze willen zeggen.

Het opbouwen, voortzetten of herstellen van een goede relatie met de leerling staat voorop[31]. Goed contact en een affectieve band met de leerling zijn voorwaarden om tot positieve beïnvloeding (opvoeding) te komen. Dit is zeker een aandachtspunt indien er sprake is van ordeverstorend of agressief gedrag. Het is belangrijk om als leerkracht niet te worden meegezogen in een persoonlijke strijd met de leerling[32].

Voor materialen die inspiratie kunnen bieden zie Bijlage Gespreksvoering binnen leerlingenbegeleiding.

3. Gesprekken met ouders

In een gesprek met ouders bevraagt een lid van het schoolteam aanvullende informatie om samen doelen, onderwijs- en opvoedingsbehoeften en een geschikte aanpak te bepalen. Het beeld van de ouders over hun kind samenleggen met het beeld van het schoolteam over de leerling en het beeld dat de leerling over zichzelf heeft, zorgt voor een beter zicht op het functioneren en de onderwijs- en opvoedingsbehoeften[33] van de leerling. Als een kind thuis anders functioneert dan op school, kan samen nadenken over de verschillen tussen de contexten bijdragen tot een beter afgestemde aanpak, zowel thuis als op school. Indien ouders thuis een succesvolle aanpak hebben voor bepaalde moeilijkheden, is dit zeer waardevolle informatie voor de school. Om te komen tot een gelijkgerichte aanpak is het tijdens het oudergesprek belangrijk om helder te communiceren over de leerdoelen die de leerkrachten nastreven en de werkwijze die zij daarbij hanteren. Naast de bespreking van wat het kind / de jongere nodig heeft om zijn competenties verder te ontwikkelen, worden ook eventuele ondersteuningsbehoeften van de ouders samen in kaart gebracht.

De school heeft de verantwoordelijkheid om het initiatief te nemen en aanklampend te werken, ook bij ouders die moeilijk bereikbaar zijn of niet spontaan vragen naar afstemming met school[34]. Het kan gaan om het inzetten van een brugfiguur, tolk of intercultureel bemiddelaar tijdens het gesprek, maar ook om het benutten van informele momenten, bijvoorbeeld aan de schoolpoort, om bij ouders te polsen naar waarover zij graag in gesprek zouden gaan.

Enkele voorbeeldvragen:

  • Wat zijn de sterke punten van jullie kind? Welke vakken doet hij/zij graag?
  • Wat loopt er volgens jullie moeilijk op schools vlak? Hoe uit zich dat? Zijn er nog andere problemen?
  • Welke vragen of problemen stelden zich in de vorige schooljaren?
  • Wat zou volgens jullie een verklaring kunnen zijn voor wat goed gaat en wat minder goed gaat?
  • Wat helpt jullie kind bij problemen of teleurstellingen? Wat hebben jullie zelf al geprobeerd? Wat heeft je kind zelf al geprobeerd? Wat hebben anderen al geprobeerd? Wat blijkt effectief?
  • Wat zijn jullie wensen en verwachtingen ten aanzien van jullie kind (leren, participeren en welbevinden)?
  • Wat zijn jullie wensen en verwachtingen ten aanzien van de leerkrachten en de school?
  • Wat zou jullie kind kunnen helpen bij en/of motiveren om naar school te komen?
  • Hoe loopt het thuis bij het zich zelfstandig aankleden en omkleden?
  • Welke (schoolse) interesses toont jullie kind thuis? (op vlak van lezen, wiskunde, techniek …)

Voor materialen die inspiratie kunnen bieden, zie Bijlage Gespreksvoering binnen leerlingenbegeleiding

4. Observatie

Observatie is een goede manier om een beter zicht te krijgen op de interactie tussen de leerling en de schoolcontext[35] , zowel op de situaties waarbinnen er een goede afstemming is tussen de noden van de leerling(engroep) en het aanbod op school als wanneer die afstemming moeilijk loopt. Binnen het aanbod op school is zowel de onderwijsleersituatie, de leerkracht-leerlingrelatie als de manier waarop medeleerlingen interageren met elkaar van belang[36] . Een participatieve observatie door de leerkracht of een zelfobservatie door de leerling geven waardevolle inzichten in gedrag en interactie. Sommige vragen of zorgen vereisen echter iemand die zonder te participeren de interacties van de leerling observeert, bijvoorbeeld de zorgcoördinator, leerlingenbegeleider of een andere collega[37] .

Voorbeelden van observaties door leerkrachten of het schoolteam:

  • Het schoolteam houdt gedurende een week bij hoe vaak de leerling zijn brooddoos leeg eet.
  • De leerkracht gaat na welke oplossingsstrategieën een leerling spontaan toepast en welke strategieën hij uitprobeert op suggestie van de leerkracht.
  • Het schoolteam houdt bij welke conflicten er zich afspelen in een klasgroep en wie hierbij betrokken is.
  • De praktijkleerkracht observeert gericht hoe een leerling een technische opdracht uitvoert en hoe hij reageert als dingen niet lopen zoals verwacht.

Naast observaties binnen de schoolcontext, kunnen leerlingen en hun ouders ook observeren binnen de thuis- en leefcontext. Zo kan op de leerlingenbespreking nadien ook aan bod komen hoe de betrokkenen naar bepaalde interacties kijken en hoe zij deze beleven. Bij probleemgedrag in (een) bepaald(e) situatie(s) is een observatie in die situatie(s) noodzakelijk voor het verwerven van inzicht en het formuleren van passende aanbevelingen. Even belangrijk tijdens de observatie zijn situaties waarin het probleemgedrag zich niet stelt[38]. Wat doet de leerling dan en hoe reageren de klas-/huisgenoten hierop? Wat doet de leerkracht/ouder dan? De oplossing ligt vaak in situaties waarin het wel goed gaat[39].

In de Bijlage Observeren zijn verschillende vormen en methodieken om te observeren opgelijst.

5. Aanpak uitproberen en het effect ervan nagaan

Als wijze van informatie verzamelen kunnen leerkrachten, ouders of de leerling zelf ook een bepaalde aanpak tijdens een korte periode of in een beperkte situatie uitproberen. Zo kunnen ze bekijken of deze aanpak al dan niet effect heeft en eventueel opgenomen kan worden in een plan van aanpak[40]

De leerkracht kan bijvoorbeeld specifieke acties uitproberen om de intensiteit en kwaliteit van het leerproces, de participatie of het welbevinden van de betrokken leerling(en) te verhogen. Dit kunnen aanpassingen zijn qua instructie, feedback, begeleiding, klassenmanagement … Ook ouders kunnen thuis bepaalde acties uitproberen. Dit kan over dezelfde acties gaan die de leerkracht uitvoert. Oudere leerlingen kunnen ook zelf acties uitproberen en het effect ervan nagaan. Na een afgesproken periode gaan de betrokken partners na of deze acties leiden tot de verwachte positieve effecten. De feedback van alle partners is hierbij belangrijk.

Bijvoorbeeld:

  • De leerkracht houdt korte samenspeelmomentjes met een groepje leerlingen. Na een week wordt geëvalueerd of de leerlingen meer tot samenspelen komen.
  • De leerling maakt gebruik van een rekenmachine tijdens het maken van een opdracht. De leerkracht evalueert zijn wiskundige vaardigheid en niet zijn rekenvaardigheid[41].
  • De leerkracht houdt gedurende een week dagelijks een kort gesprekje met de leerling over hoe hij de schooldag beleefde. Zorgt dit ervoor dat zijn gedrag tijdens de lessen verbetert?
  • Op school en thuis wordt een eenduidige visualisatie gebruikt voor de dagstructuur. Er wordt na een maand geëvalueerd of de leerling nu minder vragen stelt thuis en op school. Er wordt ook nagegaan hoe de leerling de dagstructuur zelf ervaart.
  • De leerkracht maakt samen met de leerlingen een stappenplan voor het omgaan met conflicten op school. Helpt dit stappenplan de leerlingen om conflicten constructief op te lossen?
  • Durft de leerling meer vragen stellen aan de praktijkleerkracht nu dit ook via mail kan?
  • De leerling fietst twee weken samen met een klasgenoot naar school. Komt de leerling hierdoor vaker op tijd op school aan?
  • De leerling mag samen met een medeleerling langer in de refter blijven. Zorgt dit ervoor dat de leerling meer eet tijdens de lunchpauze?

6. Analyse van het leerlingendossier

Het leerlingendossier kan doelgericht worden geconsulteerd om informatie op te zoeken uit eerder overleg of om de evolutie van het functioneren te bekijken doorheen de jaren. Dit laatste kan bijvoorbeeld door een analyse te maken van de mate waarin de leerling de ontwikkelingsdoelen bereikt[42], door methodegebonden en methodeonafhankelijke toetsen te analyseren[43]… Bij deze analyse wordt er groeigericht naar de leerling gekeken[44]. De nadruk ligt hierbij niet enkel op het functioneren van de leerling maar ook op wat het leerlingendossier vertelt over werkzame factoren binnen eerder ingezette interventies die meegenomen kunnen worden in een verdere aanpak.

Uitzicht: Doelen, onderwijs-, opvoedings- en ondersteuningsbehoeften en aanpak bepalen

Op basis van de verzamelde informatie formuleren de betrokken partners tijdens een leerlingenbespreking de doelen en onderwijs- en opvoedingsbehoeften van een leerling(engroep). Daarbij vertrekken leerkrachten steeds vanuit de leerplandoelen en gaan ze na of het nodig is om de leerdoelen aan te passen voor de betrokken leerlingen. Hierbij benutten ze de mogelijkheden rond differentiatie van doelen binnen het gemeenschappelijk curriculum. Er wordt niet langer dan nodig ingezet op aangepaste leerdoelen.

Doelen

Waar willen we naartoe met deze leerling binnen deze context? 
Doelen kunnen leerlingspecifiek of algemeen zijn, maar kunnen ook gekoppeld worden aan bepaalde criteria (bijv. kwaliteit van leven) of aan vastgelegde doelen (bijv. leerplandoelen, ontwikkelingsdoelen, enz)[45]

Onderwijsbehoeften

Wat heeft de leerling (op vlak van onderwijs) nodig om dit doel te bereiken?
De focus op onderwijsbehoeften zorgt ervoor dat we niet stoppen bij de beeldvorming van een leerling en zijn context, maar verder kijken naar wat deze leerling nodig heeft om een bepaald doel te behalen en maximaal te participeren.

Opvoedingsbehoeften

Wat heeft de leerling nodig (op vlak van opvoeding op school en thuis) om dit doel te bereiken? Op welke manier kunnen ouders en leerkrachten het leren, de participatie en het welbevinden op school mee ondersteunen?[46]

Ondersteuningsbehoeften

Wat heeft de leerkracht/ouder nodig om tegemoet te komen aan de behoeften van de leerling? Ondersteuningsbehoeften worden geformuleerd in afstemming met de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling. Men vertrekt dus vanuit de onderwijs- en opvoedingsbehoeften om dan samen met leerkrachten en ouders na te gaan welke ondersteuningsbehoeften zij hebben.

De wisselwerking tussen doelen en behoeften

Voor sommige leerlingen zijn al eerder onderwijs- of opvoedingsbehoeften geformuleerd en worden op basis van deze behoeften de doelen verder aangepast of bijgestuurd om zo tot een nieuwe aanpak te komen. Wanneer de school doelen aanpast voor een leerling, reflecteer ze ook over wat de leerling (verder) nodig heeft om deze doelen te kunnen bereiken.

Op basis van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling(en) bepalen de betrokkenen samen de aanpak. Hierbij houden ze rekening met een aantal factoren zoals de gestelde vragen op de leerlingenbespreking, de motivatie en verwachtingen van de leerling en zijn/haar ouders, informatie over eerdere aanpassingen en effecten, contextfactoren waaronder de ondersteuningsbehoeften van leerkrachten en ouders om de aanpak te realiseren.

Een aanpassing is elke concrete maatregel, van materiële of immateriële aard, die de beperkende invloed van een onaangepaste omgeving op de participatie van een leerling neutraliseert[47].
Remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen zijn mogelijke aanpassingen die binnen de school kunnen worden toegepast. Maar ook maatregelen zoals compacten, versnellen en verrijken horen hierbij. Daarnaast kunnen ook hulpmiddelen, aanpassingen aan de omgeving of buitenschoolse interventies deel uitmaken van de aanpassingen voor een leerling.

De betrokken partners bespreken mogelijke aanpassingen waarvan ze succes verwachten. Dit kunnen maatregelen zijn die de school neemt, maar ook interventies waarbij ouders en leerlingen actief betrokken worden. Ouders en leerkrachten stemmen hun aanpak optimaal op elkaar af.

De keuze voor bepaalde aanpassingen wordt altijd gezien in relatie tot de groeikansen die ze bieden. De betrokken partners kiezen voor de best passende, maar minst ingrijpende aanpassing die ervoor zorgt dat de leerlingen zoveel mogelijk kunnen blijven participeren aan het klas- en schoolgebeuren en aan het gemeenschappelijk curriculum[48]. Aanpassingen zoals dispensatie van doelen of versnellen kunnen overwogen worden met zicht op toekomstige leer- en loopbaankansen van een leerling. Vooraleer hierop in te zetten, wordt eerst gekeken in welke mate minder ingrijpende aanpassingen[49] een oplossing kunnen bieden. Met de aanpassingen worden mogelijke barrières die een leerling ervaart bij het ontwikkelen, participeren en welbevinden weggewerkt. Het recht op redelijke aanpassingen wordt hierbij in acht genomen, zowel tijdens het leren als op evaluatiemomenten[50].

Leerlingen zijn een belangrijke samenwerkingspartner bij de keuze van de aanpassingen.  Aanpassingen die de behoeften van leerlingen aan autonomie, competentie en relationele verbondenheid ondersteunen, hebben een positief effect op hun (autonome) motivatie[51]. Een leerling zal meer vanuit zichzelf gemotiveerd zijn wanneer hij het gevoel heeft dat hij zelf invloed kan uitoefenen op de toepassing van een maatregel, dat de maatregel ervoor zorgt dat hij klasopdrachten beter aankan én dat hij deel blijft uitmaken van de klasgroep.

Het is van belang dat alle betrokken partijen weten wie, waarom, wanneer, waar en hoe welke maatregelen neemt[52]. Noodzakelijke informatie wordt opgenomen in het leerlingendossier.

In de verhoogde zorg passen de leerkrachten de aanpassingen geïntegreerd toe[53]. De aanpassingen worden zoveel mogelijk meegenomen binnen de brede basiszorg, zowel op klas- als op schoolniveau. Zo participeert de leerling of leerlingengroep zoveel mogelijk in de klas en op school. De leerkracht blijft de eindverantwoordelijke, eventueel aangevuld of ondersteund door zorgleerkrachten of anderen. Bij voorkeur gaat het schoolteam na of de aanpak voor een of meerdere leerlingen ook een grotere groep leerlingen of de hele klas of school ten goede kan komen[54].

Plannen, handelen en evalueren

Alle betrokken partners zoeken afstemming en maken afspraken over haalbare acties, een planmatige aanpak en gerichte begeleiding. Dit kan bijvoorbeeld gaan over wie er betrokken is bij welke acties, hoe vaak en waar de acties doorgaan (klasintern, -extern), gedurende welke periode… Zowel bij het plannen, handelen als het evalueren is het belangrijk om alle partijen te betrekken en in hun rol te respecteren. Ook bij het opvolgen[55] en bijsturen van de acties is het zinvol om alle partijen te betrekken. Tussentijdse gesprekken met de leerling bieden de mogelijkheid om de aanpassingen bij te sturen wanneer dit nodig is.

Idealiter worden effecten gemeten na een afgesproken periode, hierbij gebruikmakend van verschillende parameters en verschillende informanten, waaronder ook de leerling zelf en zijn ouders. Het is ook zinvol om bij de evaluatie eventuele schoolexterne begeleiding[56] mee te nemen. Bij het evalueren van het effect van genomen aanpassingen is het aangewezen om naast een direct effect ook het uitgesteld effect te controleren. Is de verandering in interesse, motivatie of welbevinden ook op langere termijn voelbaar? Kan de leerling over een korte of langere periode de vaardigheid toepassen of verliest hij deze vlug? Indien nodig kan bijvoorbeeld opnieuw oefentijd voorzien worden of kunnen bepaalde strategieën worden herhaald.

Tijdens de evaluatie wordt besproken of er evolutie is en of de vooropgestelde doelen werden bereikt. Het resultaat van deze evaluatie kan zijn:

  • De aanpassingen hebben het gewenste effect, de problemen verdwijnen gaandeweg en de aanpassingen kunnen afgebouwd worden.
  • De aanpassingen hebben het gewenste effect, maar dienen behouden te worden om de leerling zo optimaal mogelijk te laten participeren aan het onderwijs. Als de genomen aanpassingen ook zinvol kunnen zijn voor andere leerlingen, nemen de leerkrachten deze op in de brede basiszorg[57].
  • De genomen aanpassingen hebben onvoldoende effect en dienen bijgestuurd te worden. Het gefaseerd besluitvormingsproces binnen verhoogde zorg wordt opnieuw gelopen.
  • De genomen aanpassingen hebben onvoldoende effect. De huidige begeleiding van de leerling in de schoolcontext dreigt vast te lopen.

Indien de school twijfelt of zij voldoende tegemoet kan komen aan de noden van de leerling, de leerkracht(en) en ouders, is het van groot belang om tijdig het CLB in te schakelen. Dit kan bijvoorbeeld bij een te grote discrepantie tussen het functioneren van de leerling en zijn klasgenoten of tussen verschillende leerdomeinen, blijvende interactieproblemen tussen de leerling en de leerkrachten of medeleerlingen, een vermoeden van een algemene of specifieke ontwikkelingsachterstand of -voorsprong, leer- of ontwikkelingsstoornis, een complexe problematiek waarbij de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling en de ondersteuningsbehoeften van het schoolteam of de ouders niet helder genoeg zijn.

Het CLB verheldert de vraag van het schoolteam[58]. Wanneer het CLB samen met het schoolteam een antwoord zoekt op de ondersteuningsbehoeften van de leerkracht of wanneer de school advies vraagt over een planmatige aanpak en mogelijke interventies, kan dit binnen verhoogde zorg (consultatieve leerlingenbegeleiding). Het opstarten van een leerlinggebonden traject door het CLB valt binnen uitbreiding van zorg.

Het schoolteam bouwt ook na een gelopen traject binnen verhoogde zorg een moment van evaluatie in. Vanuit het gelopen traject reflecteert het schoolteam over de uitbouw van brede basiszorg en verhoogde zorg. Wat kunnen we leren uit de samenwerking met de betrokken partners? Welke succesvolle aanpassingen (zoals bijvoorbeeld een stappenplan om een complexe opdracht uit te voeren, afspraken rond afwezigheden…) kunnen we verder integreren binnen brede basiszorg?