Uit het Algemeen Diagnostisch Protocol: Handelen en Evalueren o.b.v IAC- of OV4-verslag

Binnen leerlingenbegeleiding vertrekt elke zorg voor een leerling steeds vanuit een geïntegreerde en holistische benadering van de vier begeleidingsdomeinen en dit vanuit een continuüm van zorg. De school doet in de eerste plaats alle aanpassingen die nodig zijn voor de leerling[1]. Toch zijn er leerlingen waarbij het volgen van een gemeenschappelijk curriculum bijzonder moeilijk verloopt.

In deze situaties stelt het CLB – na een handelingsgericht diagnostisch traject waarbij overleg met alle betrokken partners centraal staat – een IAC-verslag of OV4-verslag op[2]. Met een IAC-verslag of een OV4-verslag kan de leerling zowel terecht in een school voor gewoon als in een school voor buitengewoon onderwijs.

Binnen het traject wordt gestreefd naar continuïteit in de zorg door het principe van Geschakelde zorg[3] toe te passen: voor zover nodig zetten de betrokken partners effectieve aanpassingen uit de andere fasen van het zorgcontinuüm voort en er wordt in overweging genomen of eventuele externe hulpverlening aanvullend kan zijn. Het opmaken van een IAC-verslag of een OV4-verslag kan een schoolverandering inhouden. Door in te zetten op een warme overdracht bevorderen scholen het voortzetten van wat werkt voor de leerling. Binnen een diverssensitieve leeromgeving[4] streven alle betrokkenen ernaar om het aanbod in die mate te differentiëren dat ze kunnen inspelen op het potentieel en op de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van elke leerlingx[5]. Het doel is om leerlingen zoveel mogelijk samen met leeftijdsgenoten te laten participeren in een inclusieve schoolomgeving. Scholen voor zowel gewoon als buitengewoon onderwijs leveren systematisch inspanningen om een meer inclusieve leeromgeving te creëren[6]. Dit doen ze binnen buitengewoon onderwijs door aandacht te geven aan een mogelijke (gedeeltelijke) terugkeer naar het gewoon onderwijs voor het volgen van een gemeenschappelijk of individueel aangepast curriculum en binnen gewoon onderwijs door een faire afweging van de redelijkheid van aanpassingen voor het volgen van een gemeenschappelijk of individueel aangepast curriculum en waar aangewezen de mogelijkheid tot gedeeltelijke lesbijwoning in buitengewoon onderwijs.

In wat volgt wordt parallel beschreven hoe de leerlingenbegeleiding voor een leerling met een IAC-verslag en voor een leerling met een OV4-verslag binnen gewoon en buitengewoon onderwijs vorm kan krijgen.

IAC-Verslag

Indien na een handelingsgericht diagnostisch traject blijkt dat de aanpassingen die nodig zijn om een leerling mee te nemen binnen een gemeenschappelijk curriculum ofwel disproportioneel ofwel onvoldoende zijn[7], stelt het CLB – in overleg met alle betrokken partners – een IAC-verslag op. Daarenboven moet de leerling voldoen aan de diagnostische criteria van het type[8]. Het type geeft weer welke specifieke deskundigheid nodig is om de opvoedings-, onderwijs- en ondersteuningsbehoeften op te vangen. Een IAC-verslag[9] maakt het mogelijk om de expertise van leersteun of buitengewoon onderwijs[10] in te zetten bij de studievoortgang van de leerling en op die manier de nodige zorg op maat voor de leerling te creëren.

De opmaak van een IAC-verslag houdt geen automatische overstap in naar een school voor buitengewoon onderwijs. Twee scenario’s zijn mogelijk:

  • Studievoortgang maken op basis van een IAC in een school voor gewoon onderwijs, met ondersteuning vanuit het leersteuncentrum.
  • Studievoortgang maken op basis van een IAC in een school voor buitengewoon onderwijs die het type (en voor secundair onderwijs ook de opleidingsvorm) vermeld op het IAC-verslag aanbiedt.

Combinaties van schoollopen in gewoon onderwijs en buitengewoon onderwijs zijn mogelijk[11] en worden verder in de tekst besproken.

OV4-verslag (secundair onderwijs)

Indien na een handelingsgericht diagnostisch traject blijkt dat aanpassingen, waaronder remediërende, differentiërende, compenserende en dispenserende maatregelen, alsook intensieve onderwijskundige en orthopedagogische of orthodidactische ondersteuning, en de inzet van paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch of orthopedagogisch personeel noodzakelijk zijn om de leerling binnen het gemeenschappelijk curriculum te blijven meenemen[12], stelt het CLB – in overleg met alle betrokken partners – een OV4-verslag op. Daarenboven moet de leerling voldoen aan de diagnostische criteria van het type[13]. Het type geeft weer welke specifieke deskundigheid nodig is om de opvoedings-, onderwijs- en ondersteuningsbehoeften op te vangen. Een OV4-verslag[14] maakt het mogelijk om intensieve leersteun of buitengewoon onderwijs[15] in te zetten bij de studievoortgang op basis van het gemeenschappelijk curriculum en op die manier de nodige zorg op maat voor de leerling te creëren.

De opmaak van een OV4-verslag houdt geen automatische overstap in naar een school voor buitengewoon secundair onderwijs. Twee scenario’s zijn mogelijk:

  • Studievoortgang maken op basis van een gemeenschappelijk curriculum in een school voor gewoon secundair onderwijs, met intensieve ondersteuning vanuit het leersteuncentrum en eventueel andere partners.
  • Studievoortgang maken op basis van een gemeenschappelijk curriculum in een school voor buitengewoon secundair onderwijs die het type vermeld op het OV4-verslag aanbiedt.

Combinaties van schoollopen in gewoon onderwijs en buitengewoon secundair onderwijs zijn mogelijk[16] en worden verder in de tekst besproken.

Het CLB bespreekt de verschillende mogelijkheden met de leerling en zijn ouders met het oog op een optimale participatie aan onderwijs en maatschappij. Het CLB begeleidt hen in een denkproces over de onderwijsloopbaan en het maken van een geïnformeerde keuze. Dit kan een traject zijn binnen de school waar de leerling schoolloopt of het begeleiden bij het kiezen van een andere school voor (buiten)gewoon onderwijs. Mogelijke reflectievragen hierbij zijn[17]:

  • Welke toekomstverwachtingen hebben leerling en ouders? Welke doelen vinden zij belangrijk op gebied van kwalificatie, socialisatie of persoonsvorming? Rond welke doelen op gebied van kwaliteit van leven willen zij werken? Welke doelen zijn voor hen prioritair?
  • Welke verwachtingen hebben leerling en ouders ten aanzien van de school? Hoe belangrijk vinden zij de participatie aan het klasgebeuren en de lessen? Staan zij open voor een combinatie van lesbijwoning in het gewoon en buitengewoon onderwijs of – wanneer voltijds schoollopen geen optie is – een combinatie van school en een andere dagbesteding?
  • Wat is de visie van de leerling en ouders achter een bepaalde keuze?[18] 
  • Wat zijn de voor- en nadelen van elke keuze?
  • Welke school kan het nodige onderwijsaanbod bieden voor deze leerling?

Leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag kunnen zowel terecht in een school voor gewoon als in een school voor buitengewoon onderwijs. Voor leerlingen met een IAC-verslag werkt de klassenraad een individueel aangepast curriculum uit. Voor leerlingen met een OV4-verslag werkt de klassenraad een gemeenschappelijk curriculum met intensieve ondersteuning uit. Hiervoor wordt het cyclisch proces van handelingsplanmatig werken gebruikt (beginsituatiebepaling, doelenselectie, voorbereiding, uitvoering, evaluatie). De school vertrekt vanuit de aanwezige beeldvorming, de doelen en onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling[19], aangevuld met informatie vanuit het IAC- of OV4-verslag. Dit doet ze in samenspraak met alle betrokken partners: de leerling, de ouders, het schoolteam, de leerondersteuner, het CLB en eventueel partners vanuit welzijn. Het zorg- en onderwijsaanbod van de leerling wordt vanuit het schoolteam regelmatig geëvalueerd en bijgestuurd met de ouders, de leerling en de mogelijke andere betrokken partners, zoals leerondersteuners en CLB. Binnen die samenwerking denkt iedereen mee vanuit zijn eigen rol, met respect voor ieders deskundigheid, zonder elkaars rol over te nemen of in te vullen. Het schoolteam van de leerling is verantwoordelijk voor de opvolging, evaluatie en bijsturing van het traject, met de leerkrachten in een centrale rol, en coördineert de afstemming tussen alle betrokkenen[20]. De ouders[21] zijn verantwoordelijk voor de opvoeding binnen de thuis- en leefcontext. Het leersteuncentrum heeft de regie over het leersteuntraject.

Opvolging en betrokkenheid vanuit CLB gebeurt subsidiair. Leerlingen, ouders of school nemen contact op met het CLB bij vragen omtrent de onderwijs- en opvoedingssituatie en de onderwijsloopbaan van de leerling[22].

Ook leerlingen[23] met een IAC-verslag of een OV4-verslag moeten eigen keuzes kunnen maken en betekenisvolle en ondersteunende relaties hebben in hun dagelijkse leef- en leeromgeving.Opvoeding en onderwijs dienen niet alleen afgestemd te zijn op de ontwikkeling[24] van de leerling. Er wordt ook rekening gehouden met wat de leerling zelf wil. Dit bevordert zijn autonomie, competentie en verbondenheid[25]. Betrek de leerling[26] daarom zoveel mogelijk bij de ondersteuning in zijn schools traject. Dit zal zowel zijn leren als zijn welbevinden ten goede komen.

Voor sommige leerlingen is (verdere) samenwerking met schoolexterne professionele partners in functie van de verschillende begeleidingsdomeinen aangewezen. Hiermee bedoelen we bijvoorbeeld:

Vanuit de draaischijffunctie zorgt het CLB voor een warme toeleiding van leerlingen en ouders naar het schoolextern aanbod. Het CLB zorgt waar nodig ook voor terugkoppeling van het extern aanbod naar de school in functie van een afstemming op het onderwijstraject en de leerlingenbegeleiding. Voor de optimale participatie aan de maatschappij op langere termijn leidt het CLB samen met de school ook tijdig warm toe naar externe partners binnen de zorg voor oudere leerlingen[27].

Binnen een diverssensitieve leeromgeving[28] streven alle betrokkenen ernaar om het aanbod in die mate te differentiëren dat ze kunnen inspelen op het potentieel en op de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van elke leerling. Het doel is om leerlingen zoveel mogelijk samen met leeftijdsgenoten te laten participeren in een inclusieve schoolomgeving. Scholen voor zowel gewoon als buitengewoon onderwijs leveren systematisch inspanningen om een meer inclusieve leeromgeving te creëren[29]. Dit doen ze binnen buitengewoon onderwijs door aandacht te geven aan een mogelijke (gedeeltelijke) terugkeer naar het gewoon onderwijs voor het volgen van een gemeenschappelijk of individueel aangepast curriculum en binnen gewoon onderwijs door een faire afweging van de redelijkheid van aanpassingen voor het volgen van een gemeenschappelijk of individueel aangepast curriculum en waar aangewezen de mogelijkheid tot gedeeltelijke lesbijwoning in buitengewoon onderwijs.

Leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag in het gewoon onderwijs

Leersteun

Leerlingen met een IAC-verslag of OV4-verslag en hun scholen gewoon onderwijs kunnen een beroep doen op leersteun om de participatie aan het onderwijsleerproces te verhogen en de leerlingen hun doelen te laten bereiken. Deze leersteun komt vanuit het leersteuncentrum waar de school mee samenwerkt. Sommige leersteuncentra bieden zelf niet alle types ondersteuning aan maar kiezen ervoor om voor bepaalde types structureel samen te werken met een ander (specifiek) leersteuncentrum. Het leersteuncentrum kan in samenspraak met of op vraag van ouders voor een vraag naar leersteun ad hoc samenwerken met een ander leersteuncentrum als dat nodig is om expertise te kunnen bieden die vereist is voor een leerling en een school[30].Het leersteuncentrum zorgt ervoor dat gepaste en voldoende intensieve leersteun wordt geboden volgens de noden die er zijn.

Handelingsplanmatig werken

Wanneer leerling[31] en ouders de geïnformeerde keuze maken voor een individueel aangepast curriculum op basis van een IAC-verslag of voor een gemeenschappelijk curriculum op basis van een OV4-verslag in een gewone secundaire school, vraagt dit een open kijk van de school bij de afweging van de gevraagde redelijke aanpassingen[32]. Het goed doorlopen van de procedure bij inschrijving onder ontbindende voorwaarde[33], en hierbij het afwegen van de redelijkheid van aanpassingen[34], draagt bij aan de kwaliteit van de zorg voor de leerling. De school heeft hierbij de regie en organiseert het overleg met de leerling, ouders, CLB en de klassenraad[35].

De school heeft de regie over het onderwijsaanbod en bouwt hiervoor verder op de effectieve aanpassingen vanuit de aanwezige brede basiszorg en verhoogde zorg. De school gaat uit van het principe van Geschakelde zorg[36]. Een leersteuntraject bevindt zich op een kruispunt van samenwerking tussen verschillende betrokken actoren: de leerling, de leerkracht(en), de ouders en de leerondersteuner. Verder bouwend op het aanbod op school werkt het leersteuncentrum vanuit de specifieke deskundigheid vermeld in het IAC- of OV4-verslag, een leersteuntraject uit. Dit leersteuntraject omvat acties die de leerkracht of het schoolteam verder versterken in het creëren van een inclusieve leer- en leefomgeving[37] en leerlinggerichte acties. Aanvullend kan een pedagogisch begeleider scholen ondersteunen bij bijvoorbeeld het beleid rond inclusie. In de opstartfase van een leersteuntraject biedt de beeldvorming van het CLB[38] – aanvullend op de aanwezige beeldvorming op school – input aan het leersteuntraject.  Waar nodig zet het CLB zijn draaischijffunctie in om andere actoren bij de begeleiding van de leerling te betrekken. Externe professionele partners zorgen wanneer nodig voor afstemming op het onderwijstraject en de leerlingenbegeleiding op school. Om het aantal betrokken partners zo beperkt mogelijk te houden en de leerling zo ook niet te overbelasten, is deze inzet doelgericht en subsidiair. Door het erkennen van ieders rol en expertise geven alle betrokkenen vorm aan een constructieve samenwerking. Scholen, leersteuncentra, PBD en CLB’s geven in onderling overleg hun samenwerking vorm en sturen hun afspraken bij indien nodig.

Binnen het handelingsplanmatig werken is het essentieel dat alle partners transparant met elkaar communiceren omtrent al dan niet behaalde doelen en op regelmatige tijdstippen met elkaar afstemmen. Het vormgeven van een IAC of GC met intensieve ondersteuning is een dynamisch proces met voortdurende evaluatie en bijsturing in functie van het functioneren van de leerling en de interactie met de context.

IAC

Het grotere doel van elk IAC betreft het stimuleren van de totale ontwikkeling van de leerling, zijn welbevinden en zijn participatie aan het klas- en schoolgebeuren en aan de maatschappij. Leren in de klasgroep en de leerling op maat laten evolueren samen met leeftijdsgenoten zijn hierbij belangrijk. Hierbinnen kan de focus meer komen te liggen op kwalificatie, persoonsvorming of socialisatie of op het verhogen van kwaliteit van leven[39]. Door de streefdoelen ambitieus te maken, blijven we inzetten op het groeipotentieel[40] bij de leerling. Elke leerling is anders, wat maakt dat ook elk IAC en elk traject er anders zal uitzien.

Voor het basisonderwijs is het individueel aangepast curriculum gebaseerd op de ontwikkelingsdoelen en de leerdoelen die het bereiken van de eindtermen beogen (gemeenschappelijk curriculum)[41]. Indien noodzakelijk voor de leerling, kan het IAC ook vertrekken van de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs[42]. Voor het secundair onderwijs is het geheel van de leerdoelen van de betrokken opleiding het vertrekpunt. Dit curriculum kan, indien noodzakelijk voor de leerling, gebaseerd worden op de ontwikkelingsdoelen van het buitengewoon onderwijs opleidingsvormen 1, 2  en 3[43] of op de opleidingsprofielen van opleidingsvorm 3[44]. Deze onderwijsdoelen[45] moeten worden nagestreefd en beogen de maximale ontplooiing van de leerling en een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren in de school voor gewoon onderwijs. Wanneer de doelen voor OV3 worden nagestreefd, wordt bekeken hoe de leerling binnen gewoon onderwijs ook kan voldoen aan de kwalificatie-eisen[46]. Het curriculum wordt aangepast op basis van de studievoortgang en in functie van het toekomstperspectief van de leerling.

OV4

Voor leerlingen met een OV4-verslag krijgt het plan van aanpak vorm vanuit het gemeenschappelijk curriculum, met inbegrip van de aanpassingen en bijkomende doelen en met oog op een reguliere studiebekrachtiging. De klassenraad gaat hiervoor in overleg met de leerling, ouders, leerondersteuner en waar nodig de CLB-medewerker. Er wordt bepaald hoe de doelen worden gerealiseerd, op welke manier de intensieve onderwijskundige en orthopedagogische/orthodidactische ondersteuning vorm krijgt en hoe de sociale, psychologische, orthopedagogische, medische of paramedische hulpverlening in het onderwijsaanbod wordt geïntegreerd. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het netwerk en de ondersteunende partners die betrokken zijn naargelang de onderwijscontext waarin de leerling schoolloopt. De realisatie van de doelen is gericht op de maximale ontplooiing en leerwinst bij de leerling. De doelen worden gerealiseerd met het oog op een zo volwaardig mogelijke participatie aan het klas- en schoolgebeuren en maatschappelijke participatie zoals andere leeftijdsgenoten.

Reflectievragen

Volgende reflectievragen kunnen handvatten bieden bij het handelingsplanmatig werken:

Beginsituatiebepaling[48]:

  • Wat zijn sterktes van de leerling?
  • Wat zijn bevorderende en belemmerende factoren in de schoolcontext en de thuis- en leefcontext?[49]
  • Wat is het onderwijsloopbaanperspectief van de leerling, de ouders en de school?

Doelenselectie en voorbereiding

  • Wat zijn haalbare en realistische doelen op korte en lange termijn? Hoe passen deze doelen binnen het gemeenschappelijk of het individueel aangepast curriculum?
  • Zijn deze doelen ontwikkelingsgericht en streven ze persoonsvorming, kwalificatie, socialisatie, kwaliteit van leven na?[50]
  • Hoe ziet het lessenrooster van de leerling er nu uit? Tijdens welke lessen kan de leerling participeren? Wat zijn mogelijke drempels hierbij? Welke hulp(middelen) heeft de leerling nodig om beter te leren en te participeren?[51]
  • Wat zou de meerwaarde zijn om de leerling gedeeltelijk les te laten volgen in het buitengewoon onderwijs?
  • Voor IAC-verslag: Zijn de ontwikkelingsdoelen en/of opleidingsprofielen een meerwaarde voor het IAC van deze leerling?

Uitvoering

  • Wie neemt wat op? Wie plant overleg? Wie houdt informatie bij? Enz.
  • Waar houden we informatie bij?
  • Hoe sturen we tussendoor bij? 
  • Bij wie kunnen leerkrachten en ouders terecht met vragen over de aanpak?

Evaluatie

  • Hoe kijken we naar registreren en evalueren? Wie betrekken we hierbij?
  • Hebben we ook aandacht voor functioneel leren, welbevinden, participatie?
  • Kijken we breed naar de leerling zijn ontwikkeling en de interactie met de context?
  • Hoe evalueert de leerkracht zijn handelen en de effectiviteit van de geboden aanpassingen?
  • Hoe ervaart de leerling zelf zijn gestelde doelen (binnen GC of IAC)? Hoe ervaren ouders en andere actoren dit?
  • Op welke manier wordt de aanpak in klas en op school bijgestuurd?
  • In samenwerking met alle partners wordt de vastgelegde aanpak uitgevoerd, opgevolgd en bijgestuurd indien nodig.

Aanpassingen die essentieel zijn voor de leerling maar ook ten goede kunnen komen van andere leerlingen, worden opgenomen binnen de brede basiszorg of de verhoogde zorg van de school. Wanneer bij opvolging en bijsturing blijkt dat die aanpak onvoldoende een antwoord kan bieden op de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling[52], wordt het CLB – na toestemming van de leerling en/of de ouders – opnieuw ingeschakeld. Om tot een betere afstemming te komen tussen de noden van de leerling en de schoolcontext of thuis- en leefcontext kan het CLB een of meerdere kernactiviteiten inzetten waaronder een nieuw handelingsgericht diagnostisch traject lopen, begeleiding opstarten, draaischijffunctie inzetten of de school versterken via consultatieve leerlingenbegeleiding…. Hierbij streeft de CLB-medewerker naar het inzetten van de minst ingrijpende ondersteuning. Van zodra een leerling met minder ondersteuning ook of toch het gemeenschappelijk curriculum kan volgen wordt – in afstemming met alle betrokkenen – het IAC-verslag of OV4-verslag opgeheven of omgezet in een GC-verslag, OV4-verslag of IAC-verslag van een andere opleidingsvorm[53].

Onderwijsloopbaanperspectief

Bij het begeleiden van een leerling die een individueel aangepast curriculum of een gemeenschappelijk curriculum met intensieve leersteun volgt, houdt men naast de kortetermijndoelen ook de langetermijndoelen voor ogen. Het onderwijsloopbaanperspectief omvat hoe de leerling, zijn ouders en de school de toekomst voor ogen zien. In welke mate speelt socialisatie en persoonsvorming hierbij een rol? Wat is voor de leerling belangrijk om zijn kwaliteit van leven te behouden of te verhogen? Welke kwalificaties houden we voor ogen? Welke vaardigheden heeft de leerling nodig om verder naar zijn onderwijsloopbaanperspectief toe te groeien? Hoe laten we de leerling zoveel mogelijk aansluiten bij het maatschappelijk leven en streven we naar een inclusieve schoolomgeving?

In principe komen leerlingen met een IAC-verslag niet in aanmerking voor het getuigschrift basisonderwijs of voor de reguliere studiebewijzen van het gewoon voltijds secundair onderwijs. In het gewoon basisonderwijs ontvangen leerlingen met een IAC-verslag, net als in het buitengewoon basisonderwijs, een verklaring over het aantal en het soort gevolgde jaren lager onderwijs met daarbij een motivatie waarom het getuigschrift basisonderwijs niet werd gehaald en eventuele aandachtspunten voor de verdere schoolloopbaan[54]. In het gewoon secundair onderwijs worden voor leerlingen met een IAC-verslag jaarlijks attesten van verworven bekwaamheden uitgereikt[55]. Voor leerlingen met een OV3-verslag wordt door de klassenraad beslist of en welke kwalificatie wordt uitgereikt.

Leerlingen die een IAC volgen kunnen uitzonderlijk ook in aanmerking komen voor de reguliere studiebewijzen van het gewoon onderwijs. Aan een leerling met een IAC-verslag in het basisonderwijs kan een getuigschrift basisonderwijs worden uitgereikt indien de vooropgestelde leerdoelen in het IAC door de klassenraad als gelijkwaardig worden beschouwd aan die van het gewoon lager onderwijs[56]. Om als regelmatige leerling met een IAC-verslag in het gewoon secundair onderwijs in aanmerking te komen voor de reguliere studiebewijzen zal, voorafgaand aan de uitreiking ervan, de overeenkomst van de doelen opgenomen in het individuele curriculum met de leerplandoelen van het overeenkomstige structuuronderdeel voorgelegd moeten worden aan de delibererende klassenraad[57].

Leerlingen met een IAC-verslag/OV4-verslag in het buitengewoon onderwijs

Handelingsplanmatig werken[58]

Ook in het buitengewoon onderwijs geeft het schoolteam in afstemming met de leerling, en ouders het onderwijsaanbod vorm aan de hand van de onderwijs- en opvoedingsbehoeften[59]. Doelen en strategieën die essentieel zijn voor een leerling maar die ook ten goede kunnen komen van de andere leerlingen, worden zoveel mogelijk meegenomen binnen het continuüm van zorg. Een plan van aanpak bevat voor een bepaalde periode de pedagogisch-didactische planning voor de leerling en legt onder meer de keuze van ontwikkelingsdoelen[60] vast, die de klassenraad in opdracht van het schoolbestuur voor de leerling wil nastreven. Hierbij vertrekt de klassenraad van de door de regering opgelegde ontwikkelingsdoelen of ontwikkelingsdoelen die door de klassenraad als gelijkwaardig worden verklaard. Bij de realisatie van de doelen voor een leerling wordt ingezet op het streven naar een zo volwaardig mogelijke participatie, zowel binnen school als binnen de bredere maatschappij. Hierbij wordt gedacht aan een gedeeltelijke lesbijwoning binnen gewoon onderwijs, aan een inclusief traject met een IAC-verslag of aan het volgen van het gemeenschappelijk curriculum binnen gewoon onderwijs, hetzij met een OV4-verslag, GC-verslag of zonder verslaggeving leersteun.

Bepaalde eindtermen of ontwikkelingsdoelen van het gewoon basisonderwijs of van andere types van het buitengewoon basisonderwijs kunnen door een beslissing van de klassenraad voor een leerling worden meegenomen. Deze krijgen dan het statuut van een ontwikkelingsdoel met een inspanningsverplichting.

Voor het secundair onderwijs beoogt dit plan afhankelijk van de opleidingsvorm[61]:

  • ofwel maatschappelijk functioneren en participeren in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is en in voorkomend geval arbeidsdeelname in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is (opleidingsvorm 1);
  • ofwel maatschappelijk functioneren en participeren in een omgeving waar in ondersteuning voorzien is en tewerkstelling in een werkomgeving waar in ondersteuning voorzien is (opleidingsvorm 2);
  • ofwel maatschappelijk functioneren en participeren en tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu, het verrichten van betaalde arbeid in een gewone werkomgeving (opleidingsvorm 3);
  • ofwel maatschappelijk functioneren en participeren, al dan niet in een omgeving met ondersteuning, en aanvatten van vervolgonderwijs of tewerkstelling in het gewone arbeidsmilieu, al dan niet met ondersteuning (opleidingsvorm 4).

Het plan van aanpak wordt opgemaakt door de klassenraad, in afstemming met de leerling, tenzij dat niet mogelijk is, de ouders en waar nodig het CLB en andere ondersteuners.

In samenwerking met alle betrokkenen en gericht op de doelstellingen van het onderwijsniveau (en voor het secundair onderwijs van de opleidingsvorm) wordt de vastgelegde aanpak opgevolgd en bijgestuurd indien nodig. Wanneer bij opvolging en bijsturing blijkt dat de school binnen de aanwezige zorg onvoldoende een antwoord kan bieden op de onderwijs- en opvoedingsbehoeften[62] van de leerling, wordt het CLB – na toestemming van de leerling en/of de ouders – opnieuw ingeschakeld. Om tot een betere afstemming te komen tussen de noden van de leerling en de schoolcontext of thuis- en leefcontext kan het CLB een of meerdere kernactiviteiten inzetten waaronder een nieuw handelingsgericht diagnostisch traject lopen, begeleiding opstarten, draaischijffunctie inzetten of de school versterken via consultatieve leerlingenbegeleiding…. Binnen alle types buitengewoon onderwijs is het belangrijk om te blijven streven naar inclusie in het gewoon onderwijs en de bredere maatschappij. Samenwerking met en lesbijwoning binnen een school voor gewoon onderwijs wordt zoveel mogelijk gefaciliteerd. In het proces van handelingsplanmatig werken, blijft de klassenraad alert voor de mogelijkheden tot les volgen in het gewoon onderwijs (binnen een IAC of een GC).

Continuüm van zorg binnen het buitengewoon onderwijs

De opmaak van een IAC- of een OV4-verslag betekent dat de leerling kan rekenen op een meer aangepast onderwijsaanbod op maat van de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van de leerling, binnen een leer- en leefomgeving die vertrekt vanuit een multidisciplinaire zorg. Voor deze leerlingen spreken we over een continuüm van zorg dat wordt gerealiseerd vanuit een cyclisch proces van handelingsplanmatig werken.

Dat proces van handelingsplanmatig werken verloopt cyclisch en zorgt voor een onderwijsaanbod dat tegemoetkomt aan de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling. Elke opeenvolgende cyclus vertrekt vanuit de noden van de leerling en bepaalt welke strategieën en welk aanbod, al dan niet tijdelijk, nodig zijn in functie van het leren en ontwikkelen van de leerling. 

Wanneer de school, samen met de leerling, ouders en relevante partners, doorheen het proces van handelingsplanmatig werken voor een individuele leerling, vaststelt dat de strategieën en het aanbod onvoldoende een antwoord kunnen bieden op de onderwijs- en opvoedingsbehoeften van de leerling[63], wordt het CLB – na toestemming van de leerling en/of de ouders – opnieuw ingeschakeld. Om tot een betere afstemming te komen tussen de noden van de leerling en de schoolcontext of thuis- en leefcontext kan het CLB een of meerdere kernactiviteiten inzetten waaronder een nieuw handelingsgericht diagnostisch traject lopen, begeleiding opstarten, draaischijffunctie inzetten of de school versterken via consultatieve leerlingenbegeleiding…. Hierbij streven de school en het CLB – in afstemming met alle betrokkenen – naar het inzetten van de minst ingrijpende ondersteuning en een mogelijke terugkeer naar gewoon onderwijs binnen een gemeenschappelijk of individueel aangepast curriculum. Het CLB gaat na of er aanpassingen nodig zijn in de bestaande verslaggeving.

Onderwijsloopbaanperspectief

Bij het begeleiden van een leerling die een individueel aangepast curriculum (IAC-verslag) of een gemeenschappelijk curriculum (OV4-verslag) volgt binnen het buitengewoon onderwijs, houdt men naast de kortetermijndoelen ook de langetermijndoelen voor ogen. Het onderwijsloopbaanperspectief omvat hoe de leerling, zijn ouders en de school de toekomst voor ogen zien. In welke mate speelt socialisatie en persoonsvorming hierbij een rol? Wat is voor de leerling belangrijk om zijn kwaliteit van leven te behouden of te verhogen? Welke kwalificaties houden we voor ogen? Welke vaardigheden heeft de leerling nodig om verder naar zijn onderwijsloopbaanperspectief toe te groeien? Hoe laten we de leerling zoveel mogelijk aansluiten bij het maatschappelijk leven en streven we naar een inclusieve schoolomgeving?

Met uitzondering van leerlingen met een OV4-verslag, komen leerlingen in het buitengewoon onderwijs in principe niet in aanmerking voor het getuigschrift basisonderwijs of voor de reguliere studiebewijzen van het gewoon voltijds secundair onderwijs. Aan leerlingen met een IAC-verslag in het buitengewoon basisonderwijs kan een getuigschrift basisonderwijs worden uitgereikt, indien de voor deze leerlingen vooropgestelde leerdoelen door de klassenraad als gelijkwaardig[64] worden beschouwd aan die van het gewoon lager onderwijs.

Leerlingen die het getuigschrift basisonderwijs niet behalen, ontvangen een verklaring over het aantal en het soort gevolgde jaren lager onderwijs met daarbij een motivatie waarom het getuigschrift basisonderwijs niet werd gehaald en eventuele aandachtspunten voor de verdere schoolloopbaan[65].

In het buitengewoon secundair onderwijs dient, afhankelijk van de opleidingsvorm en de verworven doelen, een getuigschrift (van de opleiding of verworven competenties) of attest (eventueel een attest verworven bekwaamheden) uitgereikt te worden aan de leerling[66]. Leerlingen die binnen opleidingsvorm 3 onderwijskwalificatie niveau 2 hebben behaald, kunnen instromen in het eerste jaar van de 3de graad gewoon secundair onderwijs arbeidsfinaliteit[67]. Voor andere overstappen van BuSO OV1-2-3 naar het gewoon onderwijs, is het de toelatingsklassenraad die de beslissing zal nemen[68]. Leerlingen in opleidingsvorm 4 binnen buitengewoon onderwijs ontvangen dezelfde getuigschriften als leerlingen die het gemeenschappelijk curriculum volgen binnen het gewoon secundair onderwijs.