Theoretisch deel: Gedrag en Emotie
Uit welke theoretische achtergrond over socio-emotionele ontwikkeling, gedrags- en emotionele problemen en ontwikkelingsstoornissen kan ik putten om zorg te bieden aan leerlingen?
In het kort
Er zijn verschillende manieren om te kijken naar de (normale) ontwikkeling van opgroeiende kinderen en jongeren. In de veelheid aan ontwikkelingspsychologische theorieën hebben modellen die vertrekken vanuit individuele kenmerken, zij het aangeboren of verworven, aan belang ingeboet ten opzichte van modellen waarin de omgeving die ontwikkeling (mee) bepaalt. Momenteel gaan de meeste gedragswetenschappers uit van een interactiemodel waarbij zowel het kind als zijn omgeving het verloop van de ontwikkeling bepalen. Kind- en omgevingskenmerken staan in actieve wisselwerking met elkaar. De mate waarin kind en omgeving elkaar ook effectief veranderen verschilt.
Dit protocol beschrijft het zorgcontinuüm met inbegrip van handelingsgerichte diagnostiek voor kinderen en jongeren met gedrags- en/of emotionele problemen. Het is onmogelijk om exacte criteria te formuleren voor wanneer gedrag ‘problematisch’ wordt. Gedragsproblemen zijn geen eenduidig waarneembare en objectief te identificeren entiteiten. Het zijn gedragingen van een welbepaald kind die op een bepaald moment in de tijd door welbepaalde personen uit de omgeving van het kind en in een welbepaalde socio-economische en culturele context storend, ongewenst of ongewoon worden genoemd. Dit houdt in dat alvorens gedrag als ‘problematisch’ te benoemen, rekening gehouden moet worden met volgende elementen:
- Ontwikkelingsperspectief
- Continuümgedachte
- De context
- De informant
Ruim begrepen kunnen gedragsproblemen zowel externaliserend als internaliserend gedrag omvatten. Aangezien (naar binnen gerichte) emotionele problemen vaker onder de radar blijven, kozen we er voor om ze afzonderlijk te vermelden in de titel van dit protocol.
De verscheidenheid aan gedrags- en emotionele problemen noopt tot indeling of classificatie. Daarbij is het zinvol om onderscheid te maken tussen een categoriale en een dimensionele benadering van classificatie. Een voordeel van een (categoriaal) classificatiesysteem als de DSM (evenals ICD) is ontegensprekelijk dat het de communicatie tussen professionals onderling bevordert door stoorniscategorieën af te bakenen en criteria te omschrijven. Dat is meteen ook een centraal argument om, ondanks mogelijke vraagtekens bij een ‘stoornisbril’ binnen een HGD-traject, dit theoretisch deel op te bouwen op basis van stoorniscategorieën zoals omschreven in de DSM. We maken in het protocol echter ook enige kanttekeningen bij het gebruik hiervan. We kunnen niet genoeg benadrukken dat probleemgedrag een reeks van dynamische ontwikkelingsprocessen weerspiegelt. Uitspraken over een kind of jongere met probleemgedrag moet altijd gepositioneerd worden ten opzichte van eerdere en toekomstige vaststellingen over dit kind.
Afhankelijk van de insteek van de diagnosticus en de aard van de problematiek ligt de klemtoon soms meer op biologische variabelen, soms meer op omgevingsvariabelen. Dit geeft ook het belang aan van een multidisciplinair diagnostisch team. In het protocol gaan we in op verklaringsmodellen voor gedrags- en emotionele problemen bij kinderen en jongeren vanuit de verschillende psychotherapeutische visies en de orthopedagogiek. Inleidend komen biologische modellen aan bod met de evolutie naar een biopsychosociaal model.
Problemen en stoornissen bij kinderen en jongeren ontstaan vanuit een transactioneel samenspel tussen risico- en beschermende factoren. Beschermende factoren zijn niet absoluut. Wat bij het ene kind een risicofactor is, kan bij het andere kind een beschermende factor zijn. Daarbij zijn beschermende factoren enkel te observeren in aanwezigheid van een risicofactor.
In dit protocol komen vijf onderscheiden problematieken aan bod:
aandachts- en werkhoudingsproblemen en ADHD;
problemen in de sociale communicatie en interactie en ASS;
gedragsproblemen en gedragsstoornissen;
stemmingsproblemen en depressieve stoornissen;
angstproblemen en angststoornissen.
Vanuit een ontwikkelingsperspectief gaan we telkens in op het continuüm van normaal tot mogelijk problematisch gedrag. Voor de ontwikkelingsstoornissen ADHD en ASS wordt tevens het ontwikkelingstraject van kinderen en jongeren met een gediagnosticeerde stoornis geschetst. Daarna komen de criteria van stoornisclassificatie aan bod, evenals prevalentie, elementen van comorbiditeit en differentiaaldiagnose, mogelijke verklaringsmodellen, beschermende factoren en prognose en verloop. Bij de keuze van ASS, ADHD, ODD, CD, depressie en angststoornis als stoorniscategorieën speelde naast de relevantie voor onderwijs- en CLB-praktijk de prevalentie een rol.
Opbouw theoretisch deel
1. Inleiding
- 1.1. Kinderen en jongeren in ontwikkeling
- 1.2. Wat verstaan we onder ‘gedrags- en/of emotionele problemen’
- 1.3. De classificatie van gedrags- en emotionele problemen tot (ontwikkelings)stoornissen
- 1.4. Verschillende verklaringsmodellen
- 1.5. Belang van beschermende factoren en veerkracht
- 1.6. Gedrags- en emotionele problemen en (ontwikkelings)stoornissen binnen dit protocol
2. Aandachts- en werkhoudingsproblemen en ADHD
- 2.1. Verschijningsvorm
- 2.2. Definities en begrippen
- 2.3. Criteria
- 2.4. Prevalentie
- 2.5. Comorbiditeit en differentiaaldiagnose
- 2.6. Etiologie
- 2.7. Beschermende factoren
- 2.8. Verloop en prognose
3. Problemen in de sociale communicatie en interactie en ASS
- 3.1. Verschijningsvorm
- 3.2. Definities en begrippen
- 3.3. Criteria
- 3.4. Prevalentie
- 3.5. Comorbiditeit en differentiaaldiagnostiek
- 3.6. Etiologie
- 3.7. Beschermende factoren en prognose
4. Gedragsproblemen en gedragsstoornissen
- 4.1. Verschijningsvorm
- 4.2. Definities en begrippen
- 4.3. Criteria
- 4.4. Prevalentie
- 4.5. Comorbiditeit en differentiaaldiagnostiek
- 4.6. Etiologie
- 4.7. Beschermende factoren
- 4.8. Verloop en prognose
5. Stemmingsproblemen en depressieve stoornissen
- 5.1. Verschijningsvorm
- 5.2. Definities en begrippen
- 5.3. Criteria
- 5.4. Prevalentie
- 5.5. Comorbiditeit en differentiaaldiagnose
- 5.6. Etiologie
- 5.7. Beschermende factoren
- 5.8. Verloop en prognose
6. Angstproblemen en angststoornissen
- 6.1. Verschijningsvorm
- 6.2. Definities en begrippen
- 6.3. Criteria
- 6.4. Prevalentie
- 6.5. Comorbiditeit en differentiaaldiagnose
- 6.6. Etiologie van angststoornissen
- 6.7. Beschermende factoren
- 6.8. Verloop en prognose
Klik hier voor de volledige tekst van het Theoretisch deel bij het protocol Gedrag en Emotie.
IAC/OV4 komt niet aan bod in dit protocol. Hiervoor verwijzen we door naar het ADP.
Klik op een fase om te navigeren door het zorgcontinuüm.
Aan de slag
- Bijlage Executieve functies en mogelijke interventies om de ontwikkeling van executieve functies te bevorderen
- Bijlage De sociaal-emotionele ontwikkelingstaken per leeftijdsfase
- Bijlage Kenmerken van een depressie
- Bijlage Overzicht kind- en contextkenmerken
- Kijk zeker ook in onze Materialenbank
Leer bij
Nog meer weten
- Soorten gehechtheidsrelaties
- Breinontwikkeling bij adolescenten – Use it or lose it
- Verlies en rouw bij kinderen
- Beschermende factoren bij gedrags-, depressieve en angstproblemen/stoornissen
- Baeyens, D. (2021). Het abc van EF. Caleidoscoop 33 (5).
Inhoudsopgave
Vind sneller de inhoud waarin u geïnteresseerd bent op deze pagina: